vrijdag 26 april 2019

Gave voor amuzikaliteit

je hebt het of je hebt het niet. En wat je hebt, heb je gekregen. Al zoveel mensen heb ik genoemd in mijn vorige blogs, die me bij de muziek brachten. Leraren vooral. Maar je gave krijg je vooral van je familie. Mijn vader stond in de voorste kerkbank het Credo mee te zingen, harder dan wie ook. Maar dat dacht ik vooral omdat hij naast me stond. Ik had er toen ook geen benul van dat hij gregoriaans haatte. Latijn symboliseerde voor hem de conservatieve kerk, en de smadelijke nederlaag van het aggiornamento van de jaren zestig.

Het is blijkbaar mogelijk om zonder talent mee te doen, niet goed maar wel heel hard. Mijn moeder stond bekend als iemand die goed kon luisteren. Dat gold ook voor de muziek. Ze zat vaak te breien, en dan zette ze de grammofoon aan. Een wisselspeler, met 45-toerenplaatjes. Het kraakte lekker, en na elk plaatje dus die smak. Het zal de combinatie van hun beider talent zijn geweest die het vloertje legde voor mijn muzikale opvoeding. Toen neef Peter een electronisch orgel kreeg, was dat de aanleiding om er ook een te kopen. Van de vijf kinderen was ik het meest serieus op de blokfluit bij meester Alberts. Ik werd dus uitverkozen voor de les op de muziekschool.

Toen ik eenmaal de reputatie had, legden mijn familieleden makkelijker contact met mij. Nonk Miel begeleidde me op het orgel toen ik bij de verjaardag van tante Ans het Panis angelicus blies. En opa Simons kwam naast me zitten bij verjaardagen om op te scheppen over zijn muzikale prestaties bij het gregoriaans.

Opa had dus talent voor actieve muziekbeoefening. Potentieel had ik dit talent kunnen erven. Of dit zo is, kan ik maar moeilijk vaststellen. Mijn talenten vormen een wazige cocktail die geleid heeft tot het een en ander, maar nooit eenduidig in de richting van een muzikale loopbaan.

Ik vraag me af hoe je in zo'n niet-eenduidige situatie kunt nadenken over je gave. Kun je je gave afleiden uit je ontplooiing? Dat lijkt me niet. Talent kun je ook laten liggen. Er kunnen omstandigheden zijn waardoor een talent niet tot ontwikkeling komt. Omgekeerd kunnen omstandigheden je ook brengen tot schijnbare ontwikkeling. Zoiets is bij mij het geval. De opvoeding bracht me bij de muziekschool en het conservatorium. Daar kreeg ik niet-eenduidige feedback over mijn gaven. De mindere talenten onder mijn leraren waren enthousiast, de grotere talenten twijfelden aan mijn muzikaliteit. Ze doorzagen me. Later begreep ik, bijvoorbeeld in therapie, dat ik misschien iets te graag wilde voldoen aan verwachtingen.

Goed, je kunt tot op zekere hoogte je gebrek aan talent compenseren met andere talenten: intellect, ijver, belangstelling voor je leraar. Maar zou je het gebrek aan talent niet ook in positieve termen kunnen duiden? Kun je bij amuzikaliteit spreken van een gave?

Het wordt tijd om me los te maken van de autobiografie. Voor iedereen is deze kwestie mogelijk van belang. Immers, of je nu wel of niet muzikaal bent, in beide gevallen hebben we te maken met een tussensituatie. Je ontplooit je talent meestal niet volledig, en meestal beschik je over een mix van beide talenten. Dat maakt het nogal misleidend om de voortgang in het ene te duiden als tekort in het andere. Je kunt dus niet zeggen dat ontplooiing van je muzikaliteit een tekort aan amuzikaliteit inhoudt, of andersom.

Achter al deze complicaties blijft de gave bestaan, als gave. Lang voordat je die gave bewust accepteert of weigert, heeft hij zich al in je vastgezet. In die zin, via voorgeschiedenis, omstandigheden en dna, ben je die gave. Zelfs als je die gave ervaart als een gewicht waarvan je je in het schrijven tracht te bevrijden, zal die gave zich nog vasthechten aan je schrijven. Tegen de gave helpt dus geen moedertje lief.

Toch gaat het te ver om de gave te zien als fatum. Laat staan als een fatum waarvan je moet houden. Het is mogelijk om van jezelf te houden inclusief je gave, en tegelijk die gave te laten voor wat hij is.

Ik ontdekte mijn vrijheid op het conservatorium, in de kantine. De studenten praatten enthousiast over verschillende merken piano's. Yamaha's hadden een heel ander boventoonscala dan Steinways. Dat was het moment waarop voor mij de ruimte zich opende om contact te zoeken met de wereld buiten de muziek. Nu kijk ik vanuit die andere ruimte weer verwonderd naar de muziek.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Het geluk van de film Maestro

Wat ik hier zeker ook probeer te doen is achterhalen waar de titels van mijn blogseries op slaan (als ze al ergens op slaan). Ze zijn min of...