vrijdag 6 december 2019

Schubert 840

Schubert heeft diverse onvoltooides geschreven, niet alleen die achtste symfonie. Zo is daar ook de sonate in C D.840. Als ik dit werk hoor, heb ik zin om erover te schrijven. Maar wat?

Er is een neiging om verder te gaan waar Schubert ophield. Dat hebben diverse componisten gedaan. Het lijkt zo makkelijk, er zitten patronen in het stuk, herhalingen, en dan is het een koud kunstje om de zaak even af te maken. Dat lijkt des te makkelijker als je Schubert beschouwt, zoals toch wel bijna iedereen, als een componist van de intimiteit. Hij schreef kamermuziek, liederen. Die liedvorm, dat is klein, overzichtelijk. Denk daarbij aan de (fysiek kleine) reus Beethoven, voor wie Schubert net als ik ontzag had, en die graag op zijn tenen liep om zich tot net boven de grens van het mogelijke te rekken. Dan wordt Schubert nog kleiner, en nog onvoltooider ook, met zijn korte leventje.

Dat staat dan weer in tegenspraak met de lengte van zijn latere symfonieën en sonates. Het eerste deel van 840 duurt in de uitvoering van Svjatoslav Richter 22:31 minuten. Schumann sprak naar aanleiding van Schuberts negende van 'himmlische Länge' en treft daarmee voor de helft de spijker op de kop. Want je hoort niet alleen de hemel, maar zeker ook de danse macabre, een soort vrolijkheid die bijna cynisch aandoet, of toch minstens sardonisch. Je hoort wel een piano, maar eigenlijk hoor je een fanfare die schettert. Geen subtiele pianistische foefjes, geen schaduwen of ornamentjes, maar dat pompende ritme met karige melodische lijnen.

Wat zou ik graag eens een mooie diepzinnige beschrijving van dit stuk lezen, van een Edward Said of Adorno. Hoe moeten we dit rare stuk plaatsen, in zijn tijd, in die van ons ook? Het enige wat ik hier kan doen is gehoor geven aan die puls die ik op mijn manier voortzet door te schrijven zonder uit te lopen in een boodschap, zonder leeg te lopen.

Iets in dit stuk is al leeggelopen voordat het begint. De melodieën hebben geklonken, in Schuberts hoofd, er is vast wel ergens een feest geweest, of een repetitie, waarin de fanfare de stemming heeft neergezet. Het is allemaal voorbij, en wij zijn bijna dood, eigenlijk altijd al geweest waarschijnlijk. En dan blijft alleen nog dit over, een stuk zonder einde. Waarvan dus de onvoltooidheid een even adequate uitdrukking is als wanneer er een kunstmatig einde aan had gezeten. Sterker nog, er zitten tal van slotakkoorden in dit stuk, die evenzogoed weer worden aangegrepen als afzetpunt voor een nieuwe ontwikkeling.

Het schijnt overigens dat Schubert aan deze sonate heeft zitten te werken samen met een ander stuk. Het was dus een triootje, de componist met zijn twee sonates, de planeet met twee manen. D.845. Dat stuk lijkt qua textuur en ritmiek sterk op deze C groot. Ik heb ooit de neiging gehad om bij een van die doodse maar geniale a-kleinsonates vreemde akkoorden in te voeren bij het spelen. Tja, we zitten alweer twee eeuwen verder en als je echt bizar wil zijn volstaat die tonaliteit van Schubert niet meer. Achteraf beschouw ik dat als een verkenning van die sonate, een poging om er dichterbij te komen.

Een andere poging om er dichterbij te komen is door een traag tempo te kiezen, zoals Richter. Je krijgt het gevoel dat elke noot zijn eigen emotie inbrengt. Een wending wordt teweeggebracht door bij de herneming van het motief weer een ander nootje te kiezen, dat weer inleidt tot een plotselinge modulatie, via enharmonische verwisselingen en dat soort zaken. Maar die verrassingen zijn voorbereid door herhalingen, waardoor het paradoxale effect ontstaat dat die verrassingen ten dienste staan van die herhalingen. Ze onderstrepen de herhalingen.

Via deze sonate dring je ook door tot de kern van de sonatevorm. Het eerste deel bevat eigenlijk alles. Het brengt iets zwaars en dramatisch binnen in ons leven. Maar het danst, en dat maakt het draaglijk. En dat is voldoende. De volgende drie delen helpen ons om het eerste deel achter ons te laten, om weer terug te keren naar onze naasten en naar ons leven.

Daar ligt die muziek dan, met name dus dat eerste deel, op afstand. Was dat niet zo, dan had ik er niet over kunnen schrijven. Schrijven over muziek is een soortgelijke beweging als het schrijven of spelen van het tweede, derde en vierde deel van een sonate. Het is een manier om de muziek op afstand te zetten, abbandonare zou Agamben zeggen, het geven van de muziek aan de ban, zoals de muziek ons ook aan de ban had gegeven.

De muziek, nu op afstand, klinkt gewoon verder, onvoltooid.

Afbeeldingsresultaat voor schubert 840

Het geluk van de film Maestro

Wat ik hier zeker ook probeer te doen is achterhalen waar de titels van mijn blogseries op slaan (als ze al ergens op slaan). Ze zijn min of...