donderdag 29 augustus 2019

Bach in mijn oortjes

Al enige tijd heb ik een fetisjistische verhouding tot oortjes. Ik heb er zoveel gekocht dat ik er twee heb liggen die ik niet meer gebruik. Al een paar keer ben ik opgelucht de Mediamarkt uitgelopen zonder die koptelefoon te kopen. Daarna kocht ik hem alsnog. Het enige wat helpt is een stem van buiten die me tot de orde roept. Vorige week was een vriend zo gek (nee, zo goed) om die koptelefoon over te kopen.

Vandaag ging ik met mijn oortjes (Sennheiser) op de fiets. Ik zette de muziek pas aan toen ik overstak bij het veer van Huissen naar Loo. Bach, Wohltemperiertes Klavier I, András Schiff. Ik hoorde het preludium in C niet hard. Ik moest namelijk ook de veerman kunnen verstaan toen ik hem betaalde. De klank werd overstemd door het motorgeluid van de boot, maar ook door de oliegeur. Het preludium eindigde met een bonk. De klep raakte de kade en we waren vrij.

Maar was dit niet pure polyfonie? Ik herinnerde me een artikel van een Poolse literatuurtheoreticus, Pierette Malcuzynski. Ze beweerde dat Mahler zuiverdere polyfonie bevatte dan Bach. Bij Bach hoor je stemmen door elkaar die dezelfde melodie spelen en dezelfde klankkleur hebben. Bij Mahler hoor je zeer ongelijksoortige klanken door elkaar heen. Gehamer op een kist, harp, fluit, klokken, noem maar op.

Nog een stap verder, denk ik hierop door, en je komt vanaf Mahler bij Cage, de man die klank ook als muziek beluistert. Het motorgeronk van de veerboot beluister ik als contrapunt bij het preludium van Bach. En al eerder had Gounod zich de vrijheid genomen er een melodietje boven te schrijven, en de tekst van het Ave Maria erbij. We zijn weer anderhalve eeuw verder, en dat motorgeronk is dan misschien niet te ver gezocht.

Geluiden. Misschien kun je ook de grenzen verder uitbreiden. Ik zie een containerschip voor me uit varen. De rivier gaat traag door oneindig laagland. Ik denk aan de roman Goldberg van Bert Natter, waaruit nog de stank opstijgt van de straten van Dresden. En ik herinner me van Leipzig het Bachmuseum waar je buiten straatmuzikanten Schubert zag spelen.

Uiteindelijk passeer ik kasteel Doornenburg en hoor ik in gedachten de muziek van Floris. Maar in werkelijkheid hoor ik de prelude in e, met die sierlijke melodie en die arpeggio-akkoorden eronder. Totdat even later door de lucht zeven straaljagers passeren. De muziek duikt onder, maar herneemt zich daarna kalm. Schiff speelt de tweestemmige fuga met aangezette accenten. Het lijkt of hij die straaljagers ook heeft gehoord. In het preludium in F geeft hij sommige noten een flinke tik, alsof hij met zijn nadruk het geluid van de straaljagers bezweert.

De oortjes verbinden Bach met de buitenwereld. Je zou misschien denken dat dit alleen maar kan omdat ze het achtergrondgeluid niet dempen. Als je echt van Bach houdt, kies je voor geluidsdempende oortjes. Maar nee, die koptelefoon had een gadget, de ambient aware. Je kon een knopje indrukken en dan hoorde je juist die geluiden uit de omgeving. Dat heeft kennelijk zijn waarde. Twee gadgets, geluidsdemping en geluidswaarneming, ze heffen elkaar op en het resultaat is een gewone koptelefoon zonder gadgets. Of een tweestemmige fuga dus, een en al gadget.

Ik was een halfuur eerder op de veerboot van Pannerden naar Doornenburg gestapt. Ik las de mail van mijn vriend die de doorverkochte koptelefoon aan de praat had gekregen. Er is dus een voortgaande deling gaande. Bach plus buitenwereld plus vrienden. Die deling buigt zich weer terug naar de muziek en het is nog steeds mogelijk om klank, meldingen en muziek met elkaar in verband te brengen.

Ik fiets langs de Linge, met zijn uitbundige rietkragen, richting Huissen. Er staat behoorlijk wat tegenwind. Bach fungeert nu als achtergrondmuziek zoals bij veel documentaires. Voor ouderen, verstild. Fake, Thijs van Leer is niet ver weg. Maar de wind is sterker, en de authentieke Bach vecht zich met het preludium in Fis dapper terug. Totdat de wind zo sterk wordt dat mijn oortjes te snel uit mijn oren vallen. Nu geeft Bach het op, tijdens de fuga in fis, waar Bach met zijn repeterende en vallende nootjes theatraal zielig doet. 'Je gaat me uitzetten hè?'

Mijn oortjes zaten al die tijd in mijn lichaam, Bach zong mijn innerlijk toe vanuit mijn lichaam. Maar dankzij diezelfde oortjes liet Bach die buitenwereld toe. Bach laat zoveel toe. Hij laat zich verjazzen en verEkseptioniseren. Hij laat zich oneindig sacraliseren. En hij laat zich parodiëren. Hij laat zich onderbreken door tegenwind of door Inez die niet tegen fuga's kan als ze staat te koken.

Er zit iets dwangmatigs in Bach, met name dat ritme, met name in die fuga's. Dankzij mijn oortjes kent die dwang zijn grenzen. De oortjes vallen uit. De straaljagers vliegen over. Schiff structureert de muziek, bereidt de intrede van een nieuwe stem of een nieuw thema in een fuga voor. Hij wil Bach graag helpen als die te dwangmatig wordt. Bach zou dat zeker op prijs hebben gesteld. Hij riep graag de hulp van Jezus in bij het componeren (J.J. = Jesu juva! Jezus help!) en van zijn familie en vrienden bij het overschrijven van de orkestpartijen. Wie wil die Bach nou niet helpen?

Afbeeldingsresultaat voor bach headphones

Het geluk van de film Maestro

Wat ik hier zeker ook probeer te doen is achterhalen waar de titels van mijn blogseries op slaan (als ze al ergens op slaan). Ze zijn min of...