woensdag 29 januari 2020

Troost binnen handbereik - Franse pianofilm

Elk oordeel slaat onmiddellijk terug op jezelf. Zeggen dat de film Au bout des doigts de Amerikaanse film Whiplash nog eens overdoet, maar dan op zijn Frans, roept dus meteen de vraag op waarom we hem toch graag wilden zien. Voor een recensent is dat altijd simpel, hij is de bewaker die zich opstelt tussen kunstwerk en potentieel publiek, en moet beide partijen behoeden. De kunst voor kwaliteitsverlies, het publiek voor teleurstelling. Wat er voor alle partijen overblijft is troost. Die ligt binnen handbereik, 'au bout des doigts'.

De leraar van pianoheld Mathieu vertelde hem toen hij kind was dat je handen toch de zaken zijn waarmee je de belangrijkste dingen doet, en dat je hart door je handen spreekt. Als dat nog geen feelgood belooft. Maar beloftes zijn riskant. Ze gaan uit van controle, dat je in staat bent waar te maken wat je belooft, dat je maximaal gewapend bent tegen de boze buitenwereld. Daardoor lekt je gevoel weg. Toelaten van dat gevoel betekent ipso facto dat je ook de controle kwijtraakt. Alles wat beide weer bij elkaar brengt is compensatie, troost, droom.

Is het daarom ook meteen fake? Ik zou zweren dat de herkomst van dit woord iets te maken heeft met het Latijnse facere, doen of maken. Mijn bronnen wijzen echter naar een onzekere herkomst en naar het oud-Engelse feake, slaan, verwant aan ons woord vegen. Wat heeft een droom dan te maken met vegen? Kunnen vingers op een piano slaan en juist zo een soort troost bieden die tegelijk fake is, en - zoals Mathieus pianolerares van hem vraagt - met een emotie die 'juste et profonde' is?

Amerikanen houden van dromen die starten met de onmiddellijke realisering van die dromen. Dat zien we ook terug in Au bout des doigts. Mathieu ziet een piano op het station, en speelt er meteen een preludium van Bach op perfecte wijze, nog zonder dat we hem zagen oefenen. Later volgen pas de tegenslagen, maar de perfectie van het begin preludeerde al op de feelgood van het eind. Spoilen heeft hier dus geen betekenis, want dat doet de film zelf al.

Nu weten we nog steeds niet wat we met dat vegen hier aanmoeten. Misschien is dit wel wat de Franse regisseur Ludovic Bernard probeerde toen hij het Amerikaanse format overnam. Iets wat juste et profonde moest zijn. Het kwam er misschien niet helemaal uit. Als je Amerikanen kopieert kunnen die Amerikanen dat zelf eigenlijk altijd beter. Whiplash is een betere film dan Au bout des doigts. Maar laat ik eens een rare gedachte opperen. Met de sympathieke poging van de Fransen hoop ik - juist omdat hij niet lukt - tegelijk iets te redden van onszelf, en zeker ook iets van mijzelf, mijzelf als niet erg ambitieus muziekstudent van vroeger, geremd door een zekere weerzin tegen succes.

Vegen, het vegen van het fake, zit hem in de rol van Mathieu als hij het conservatorium binnenkomt. Hij is een straatcrimineeltje uit de banlieue, wordt ontdekt door de directeur van het conservatoire, en mag voor zijn taakstraf de vloeren dweilen. Daar ziet hij dan weer een piano, en de begeleiding van zijn piano-opmars speelt zich nog steeds af in de periode van zijn taakstraf. Zijn droom is dus in wezen de droom van de staat. De staat hoopt dat jongens van de banlieue hun droom realiseren waardoor ze kunnen ontsnappen aan de doem. Daarmee ziet die staat niet dat het vooral zijn eigen droom is, en dat de jongens hun droom al realiseren, al is het op een andere manier dan die staat nastreeft.

De droom is in essentie die van Beethoven en Novalis. De muziek verenigt alles en iedereen, de banlieue met de bourgeoisie, Amerika met Europa, droom met harde realiteit. Mathieu met zijn hoodie onder zijn jas verschilt eigenlijk niet van Beethoven met zijn wilde haar, en zijn jeugd als oudste zoon waarbij hij zijn dronken vader vaak uit de cafés van Bonn moest halen. Ja sterker nog, Mathieu krijgt ook nog een zwarte vriendin die cello speelt, dus ook de rassen worden mooi verenigd.

Dat doet mij overigens denken aan de film Romuald et Juliette, waarbij ik in een vorig leven. lezingen moest houden in het kader van de 'Thomas More Academie'. Als u nu denkt dat dit een onbetekenende bijzaak is, dan wil ik toch even vermeld hebben dat de romance tussen de witte directeur en de zwarte veegster plaatsvond in een yoghurtfabriek, toch het symbool van cultuur bij uitstek. Ook dat was Franse feelgood naar Engels voorbeeld.

We naderen de ontknoping, de ontknoping van deze blog dan toch minstens. Wat ik u nog verschuldigd ben is de betekenis van dat vegen. Waarom is het zo belangrijk dat een toppianist al vloervegend doordringt in het hart, het hart van onze cultuur en het hart van onze emoties? Het simpele antwoord ligt wat mij betreft besloten in de titel van de film, au bout des doigts. Dit betekent zowel 'op je vingertoppen' als 'binnen handbereik'. Het hart spreekt via de vingertoppen, wat wil zeggen dat we dit sprekende hart altijd binnen handbereik hebben. Ergens veegt iemand, hij breekt in in appartementen, hij is grofgebekt. Maar zijn hart ligt binnen handbereik.

Zo bezien is fake eigenlijk helemaal niet zo erg als wij vaak denken. Een film kan fake zijn, maar door alle plichtmatige scènes voel je de goede bedoelingen, de sympathie. Nog even terugbuigen naar de titel van deze blogserie: muziek is altijd op afstand omdat binnen handbereik niet hetzelfde is als onmiddellijke realisering. Zelfs als iemand, zoals Mathieu, de Tweede Rapsodie van Liszt foutloos speelt, dan heeft hij nog een lange weg te gaan om precies daar uit te komen, bij die Tweede Rapsodie van Liszt. Hij moet eerst nog vegen, vegen en vegen...

Afbeeldingsresultaat voor rutte vegen koffie


zondag 5 januari 2020

Troost voor verlies van de verte - Benjamin toepassen op de muziek

In zijn recente boek Studiolo ('Studeerkamertje') bespreekt mijn filosofische held Agamben schilderijen. Steeds belicht hij die vanuit weer een andere invalshoek. Bij een volgeling van Heidegger (en dat is Agamben) verwacht je dat ergens de boerenschoenen van Van Gogh opduiken, die Heidegger belicht in zijn Ursprung des Kunstwerks. Bijna goed! Het gaat om de klompen die Jan van Eyck heeft geschilderd in een hoek van zijn Portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw. Agamben neemt niet eens de moeite om het schilderij in zijn geheel erbij af te drukken, alsof hij wil zeggen: kijk maar eens naar die klompen, en als je zonodig dat hele schilderij wil zien, google dan maar gewoon.

Agamben is in zijn bespreking in discussie met de kunsthistoricus Daniel Arasse, Le détail - Pour une histoire rapprochée de la peinture (1992). Ik moet meteen denken aan de stukken van Wieteke van Zeil in de Volkskrant, waarin zij een detail uit een schilderij bespreekt. 

De klompen... het lijkt op zichzelf al een parodie op Heidegger. Het wordt nog een tikkie erger. Agamben haalt niet Heidegger erbij, maar de filosoof die hij weleens omschreef als 'antigif' voor Heidegger, namelijk Walter Benjamin. Een hoop mensen in de wereld van filosofie en kunsttheorie kennen diens essay over de reproduceerbaarheid van het kunstwerk. Het gaat over het 'verlies van de aura' door de uitvinding van de fotografie. Nu begreep ik zelf eigenlijk niet goed wat die aura nu betekende. Agamben citeert Benjamins korte uitleg 'de unieke verschijning van een verte'. Het gaat dus om afstand, afstand die ineens opduikt als we naar een kunstwerk kijken. Die verdwijnt dus met de fotografie. Alles wordt scherp en dichtbij.

Ik vraag me af of ik met de verwijzing van Agamben niet mijn eigen project beter kan begrijpen, de muziek op afstand. Gaat het mij om het verlies van de aura en de herwinning daarvan door de muziek op afstand te plaatsen? En hoe kunnen de klompen van Van Eyck ons daarbij helpen?

Zoals altijd probeer ik de redenering van Agamben te begrijpen door te zoeken naar een beslissend stukje tekst. In feite, realiseer ik me, ben ik op die manier ook al een detail aan het uitlichten uit de context, het is een procedé waarmee ik de afstand al dreig te verliezen waardoor de tekst van Agamben voor mij gezag heeft. Ik ben de tekst aan het 'bemeesteren' (padroneggiare). In de context van zijn bespreking van het schilderij spreekt Agamben zelfs van pornografie. Daar gebeurt namelijk hetzelfde. Iets wat niet bedoeld is om te laten zien ga je toch bekijken door het detail uit het geheel te lichten. Pornografie is een reactie, zegt Agamben, op het verdwijnen van de ervaring en intimiteit van de verte. Je probeert jezelf daarvoor te troosten door violentemente de zaken dichterbij te halen.

Nu hoeft dat op zichzelf geen ramp te zijn, hadden we al gezien. Agamben legt uit dat je ook de pornografie 'in God' kunt zien, en waarom dan ook niet een foto of de klompen van de man in het portret van Van Eyck? Met het zien van dingen 'in God' verwijst Agamben naar zijn filosofische held Spinoza. De verte is een voorwaarde om dingen te zien sub quadam aeternitatis specie, 'op een of andere manier vanuit het aspect van de eeuwigheid'.

Agamben komt uit bij de mogelijkheid het detail terug te plaatsen in zijn context waardoor het zijn verte herkrijgt. Dat is natuurlijk ook wat Van Eyck zelf moet hebben gedaan. Om de klompen te kunnen schilderen moet hij er goed naar hebben gekeken, in detail. Die geobserveerde en gedetailleerd geschilderde klompen staan in de linkerbenedenhoek van het portret. De analogie doortrekkend zou je kunnen zeggen: de pornografie maakt deel uit van een groter geheel, een samenleving die anders naar het lichaam kijkt dan vroeger. Willen we onze samenleving beter begrijpen, dan moeten we ook de pornografie beter begrijpen. Een moeilijke beweging, omdat je in dit geval twee ogenschijnlijk tegenstrijdige zaken moet verenigen: de blik op het detail als gewelddadige losmaking uit het geheel, en de blik op deze losmaking als deel van datzelfde geheel.

Oké, alsof dat al niet moeilijk genoeg is, nu toch maar die kwestie van de muziek. Misschien moet ik het niet te ver zoeken, en gewoon luisteren naar wat nu opstaat. Sinds enkele weken heb ik twee Sonos-speakers neergezet, en de hele kerstvakantie heb ik hier klassieke muziek zitten streamen.Hier voor me ligt mijn mobiel die ik met de Sonos-app kan gebruiken als afstandsbediening. Het equivalent van de fotografie is misschien die scherpe weergave van de muziek waarmee we reageren op het verlies van de verte.

Hoe zouden we deze bemeestering kunnen bezien of beluisteren sub specie aeternitatis? Helaas bespreekt Agamben nooit muziekwerken, en ik probeer in een ander project meer vat te krijgen op zijn voorstel om de muzische kunsten te hervormen. Agamben vindt dat nodig omdat de muziek tegenwoordig alles doordringt, overal opduikt. Het is dus niet zozeer het detail en de reproduceerbaarheid, maar vooral de alomtegenwoordigheid. Je zou bijna zeggen: eeuwigheid. Maar dat is toch niet het geval. Doordat een bepaalde vorm van muziek overal te horen is, is de muzische werking van die muziek verdwenen. Of wellicht andersom: doordat de muzische werking is verdwenen, omringen we ons overal met muziek, oneindige streaming, zonder te luisteren, muziek om ons te troosten voor dat verlies.

Misschien helpt hier in dit speciale geval wel juist de schilderkunst, omdat deze wel muzisch is, maar geen muziek. De klompen staan daar in stilte, en we stellen ons voor hoe ze daar weer op de tegels klakken als Giovanni ze aantrekt en wegloopt. We gaan het geluid weer horen.

Het geluk van de film Maestro

Wat ik hier zeker ook probeer te doen is achterhalen waar de titels van mijn blogseries op slaan (als ze al ergens op slaan). Ze zijn min of...