donderdag 5 augustus 2021

Blokfluit Hamlet

De blokfluit is alweer lang opgehouden. De blokfluit bespelen we korte tijd op school en daarna leggen we hem opzij. De blokfluit is het instrument bij uitstek dat we opzij leggen. Het is muziek op afstand, de afstand van onze verre jeugd, van ons verre verleden.

Het Engels heeft een bevoorrechte relatie tot de blokfluit. Daar heet hij recorder, waardoor niet alleen de band met de snaarinstrumenten wordt beroerd (corde) maar ook met de registratie en de herinnering. De band met de recorder is een bandrecorder, ook al zo'n ding dat we niet meer hebben, behalve in de herinnering, op afstand.

Er was eens.... Er was eens een tijd dat de blokfluit alom klonk, bij elke opvoering, van theater of bij liederen. Het is meteen sprookjestijd, kindertijd, waarin we vergeten zijn dat sprookjes ooit zijn geschreven voor volwassenen, en later pas voor kinderen werden bewerkt. In de blokfluit klinkt die tijd nog door, waarin een onthoofding nog een onthoofding was.

De onthoofding maakte plaats voor in de gaten houden. Je hield de boosdoener in de gaten, probeerde hem te ontfutselen wat hij dacht. En vloeiend, heel vloeiend, ging dat over in de begeleiding naar het land op afstand waar de executie kon plaatsvinden, ongezien.

De blokfluit was de man aan wie een bekentenis moest worden ontlokt. Je moet de man weten te bespelen, weten welke gaatjes je moet indrukken om hem de klanken te ontlokken die je zijn bedoelingen vertellen. Dan kun jij je maatregelen nemen. De gesurveilleerde geëxecuteerde man is de blokfluit.

In Hamlet is Hamlet de blokfluit. Zijn medestudenten zijn geïnstrueerd door koning Claudius om hem in de gaten te houden. Hamlet begint te vermoeden hoe het zit. Hij geeft medestudent Guildenstern een fluit, en vraagt hem hierop te spelen. Die zegt dat hij die fluit nog niet eens kan vasthouden, laat staan hoe hem te bespelen. Met dat antwoord is hij in de val gelopen, en Hamlet zegt:

Kijk es aan, wat voor een waardeloos ding heb jij van mij gemaakt. Mij wil je bespelen, je lijkt heel goed te weten waar mijn kleppen zitten, je wil mij een geheim ontfutselen, mijn register zou je van de laagste tot de hoogste noot willen uithoren; en in dit kleine instrument zit veel muziek, een voortreffelijke stem, maar jij krijgt het toch niet aan de praat. Verdomd, denk jij dat ik makkelijker te bespelen ben dan een fluit? Hou mij voor elk instrument je maar wil, je kunt mij wel ontstemmen, maar bespelen: nooit. (Albers, Hamlet, 3.2)

Ton Hoenselaars concludeert in zijn boek over Shakespeare dat ook wij niet moeten denken dat we Hamlet zijn geheimen kunnen ontfutselen. Hamlet is de sfinx.

Daarmee is de muziek op afstand geraakt. Nemen we aan dat Hamlet een theaterstuk is, niet alleen met omlijstende muziek, maar ook met functionele muziek (trompetten, treurmars), het is ook poëzie, en in die zin muziek. Dan ontstaat er geleidelijk een interessante spanning. We zijn niet in staat om Hamlet zijn geheimen te ontfutselen, maar wel, door hem op te voeren, om hem tot klinken te brengen, klinkende muziek.

De muziek op afstand is tegelijk ook de muziek waarmee we ons graag omgeven. Hamlet de depressieveling, de sluwe acteur, de vergelder, twijfelaar, vergisser. Je kunt wel sfinx zeggen, maar daarmee zeg je niet niets.

Er is een blokfluit die klinkt zonder dat hij wordt bespeeld.

Peter Morwood — phantomrose96: phantomrose96: I read Hamlet...

Het geluk van de film Maestro

Wat ik hier zeker ook probeer te doen is achterhalen waar de titels van mijn blogseries op slaan (als ze al ergens op slaan). Ze zijn min of...