zondag 20 augustus 2023

Nooit meer zonder Herenleed

Een lichte aarzeling zojuist, bij Cherry Duyns op de radio. Was hij een vriend van Reinbert de Leeuw? Tja, een vriend, dat zou ik niet zeggen, zegt hij. Hij zette voor mij de poorten open naar... Daarna de beroemde Bach-aria Aus Liebe, en de documentaire die Cherry maakte over...

Ik schrijf zowat gelijktijdig met wat ik hoor, uit ongeduld, en omdat ik graag mijn leven wil beleven als iets wat samenvalt met de vorm. Niet per se een mooie vorm, een vorm die gelijk opgaat met wat ik meemaak. Zo raakt wel Reinbert de Leeuw op afstand, en ook Bach.

Cherry Duyns maakte de serie documentaires in de jaren negentig, waaronder die over de Russische componiste Oestvolskaja, die voor mij zowat heilig was, en waarover ik vijftien jaar later een artikel schreef, dat in het boek van Inez Vreemde aanrakingen is verschenen zelfs. Een blog zeg maar, over een documentaire, die door documentairemaker Duyns ging over Reinbert de Leeuw, die Oestvolskaja opzocht, een componiste die we bijna niet te zien krijgen.

Kan muziek die je alleen kent uit een documentaire en van een componiste die niet gezien wil worden je raken?

Misschien niet, het is allemaal erg riskant. Misschien wel daarom wordt er flink doorgetimmerd van de andere kant. Duyns praat inmiddels over zijn jeugd in Wuppertal en hoe hij in Nederland kwam, wat voor hem ingewikkeld was, 'Duitse' jongen immers, en dan maar gitaarmuziekje in het radioprogramma nu, zometeen verder.

... (gitaarmuziekje)...

Ha, intussen kan ik natuurlijk gewoon doorschrijven. Terugkijkend op Oestvolskaja, mijn vreemde aanraking, is zij ook zeker een componiste die behoorlijk hard kan timmeren, en dan ga je anders denken over de afstand. We zitten in radio 4, klassieke muziek, intellectuelen, Vpro, atonale muziek, Rusland, allemaal tekenen van afstand, we raken verder weg, en het getimmer van de andere kant getuigt alleen maar meer van die afstand. Ho eens, waar ga je heen? HIER ZIJN WIJ (nadruk)!

Het moet eind jaren tachtig geweest zijn, we zaten in de Kleine Komedie, Herenleed werd nog uitgevoerd door de authentieke acteurs, Cherry Duyns met Armando en Johnny van Doorn. Allemaal hartstikke leuk, maar ik had kiespijn. Je wist dat dit het moment was om iets mee te maken waarover je 35 jaar later een blog zou kunnen schrijven, maar die kiespijn!

...(Bruckner, begin Zevende Symfonie)...

Duyns legt uit dat hij met Armando een gemeenschappelijke grondtoon had, daarom konden ze die programma's maken. Wat is dat, grondtoon? Dat heeft zeker te maken met gevoel voor humor, een bepaalde rolverdeling, Armando was vijftien jaar ouder en liet Duyns dingen zien in musea. Ze kwamen elkaar tegen bij de Haagse Post. Ze schreven over kunst en cultuur.

Duyns speelde oorspronkelijk de bedeesde man, Armando de man uit de hoogte. Het was Armando die voorstelde om de rollen te wisselen. Zo zien we nu nog steeds Duyns, de man die het allemaal weet terwijl hij niet anders kan dan de oudere Armando in zijn hoofd hebben. We zijn kennelijk in hun hoofden gedoken en zijn hartstikke dichtbij.

De muziek lijkt ook dichtbij, we kunnen al zo lang niet meer luisteren naar het Adagio van Barber zonder Herenleed erbij te denken. Het Adagio zelf is daarmee op afstand geraakt. We hebben iets nodig dat nog sterker is dan het oude Herenleed om het Adagio zelf weer te kunnen beluisteren.

Herenleed: Armando is niet meer | onzekopthee


donderdag 10 augustus 2023

De dingen belichten met Mondriaan

Mondriaan swingt, al hadden we dat niet door. Bij kunstwerken word je geholpen door de titels, ik denk met name aan Victory boogie woogie. Dan zijn er nog de beschrijvingen in de musea. Ze zeggen tussen de regels door dat je geen vierkanten, religieuze verticalen en extreme spaarzaamheid ziet, geen dogmatiek van primaire kleuren, maar dynamiek! De vierkanten verhouden zich tot elkaar, en de zwarte lijnen halen de vierkanten weg uit het aandachtscentrum zodat ze met elkaar in spanning treden.

Anders kan ik ook niet verklaren waarom ons de tasjes en servetjes worden voorgehouden met de Mondriaanschilderijen. Als dat al niets zegt over onze liefde zegt het wel iets over het geloof van de cultuurverkoopsector in de eigen verleidingskracht. En wij maar dapper weerstand bieden, ik zie althans weinig mensen met die tasjes lopen.

Er zitten krachten achter die Mondriaanmotieven die iets met ons willen, laten we het daarop houden. Een boeiend spel van afstoting en aantrekking, een boogiewoogie inderdaad van afschuw over de marktwaarde en van liefde voor iets in onszelf dat tot zijn essentie is teruggebracht.

Om die essentie nog verder tot zichzelf terug te brengen bezochten we vandaag Villa Mondriaan in Winterswijk. Een paar honderd meter eerder zei de wegwijzer Boogiewoogie, en even later flitsten de Mondriaanmotieven ons tegemoet, vanaf zitbanken en een gebouw. Het bleek het centrum voor cultuureducatie te herbergen. Educatie... zou dat de kracht zijn die we nodig hadden om Mondriaan tot ons te nemen, en via die route ook alle andere cultuur?

Dat vermoeden werd bevestigd toen we even later onze bestemming bereikt hadden, Museum Villa Mondriaan. Het was ooit het schoolgebouw met woning van schoolhoofd Pieter Mondriaan sr., die in 1880 van Amersfoort naar Winterswijk was verhuisd, inclusief jongste kind Piet. Hij zat al op school voordat hij op school zat. Oom Frits kwam soms over uit Den Haag en leerde hem het landschap rond Winterswijk te schilderen.

Vader Pieter was van de antirevolutionairen. Hij maakte machtige leerzame platen waarin God met koningshuis werd samengevoegd, en Piet jr. liet zich graag inschakelen. Ongeveer alles op die platen was didactisch symbool. Je ziet een ridderhelm en een aantal andere objecten, gekoppeld aan de spreuk 'Uw Woord is de Waarheid', waarbij je geacht wordt te denken dat die spreuk zelf een ridderhelm is, of zoiets. Alles van een drukte die me doet denken aan Jac. P. Thijsse maar dan zonder natuur. Een voorwaar dwingende kracht.

Er ging niets door zoon Piet heen, denk ik. In dat vermoeden werd ik bevestigd door een andere spreuk, ditmaal van hemzelf, die op de muur was aangebracht over het overlijden van de oude heer. Het deed hem niets, zei Piet. Piet schilderde juist wel veel natuur en juist geen symbolen, en bijna geen mensen. Het modernisme kondigde zich aan.

De latere vlakverdelingen met lijnen en gekleurde rechthoeken zie je, geholpen door de uitleg, in de schilderijen met een beek in het midden, boerderij links en schaduwpartij rechts. Ogenschijnlijk figuratief, maar met een effect dat later flink zal worden uitgezuiverd. Vergeleken met oom Frits (aanhanger van de Haagse School) schildert Piet met losse vrolijke toets, zelfs bij zijn donkere doeken. Er zit dus duidelijk beweging in, op afstand hoor je de boogiewoogie al.

We laten ons met de jonge Piet loszingen van die dwingende vaderlijke didactiek en bewegen graag mee met zijn voorwaartse kracht. Toch dringt zich ook de vraag op welke kracht er dan schuilgaat achter het mondrianisme. Hoe kan het dat die uitgezuiverde essentie ons lijkt te willen verleiden zonder dat we de spullen willen kopen?

Ik ben nog niet begonnen om er een interessante gedachte over te hebben. Wel wil ik gebruik maken van de versheid van onze ervaring. Wat als we de zaak eens omdraaien en het latere werk van Mondriaan inzetten als lichtbron waarmee we alle eerdere en andere zaken ophelderen? Dat wat verklaring leek te behoeven schakelen we liever in als dat wat alles verklaart. Dit bij wijze van experiment, want wat weet ik er nou van.

We werden geholpen door de entreeruimte van het museum waar een kunstenaar vele lampen aan het plafond en enkele aan de muur had gehangen. Enkele van deze lampen verdienden bijzondere aandacht, en daarom had de kunstenaar er enkele spots tussen gehangen, die de lampen belichtten. Dat voorbeeld volg ik graag, mede geholpen door het adres van mijn blogs, blogspot. Mijn blogs zijn hopelijk ook spots die de aandacht richten op lampen die de dingen belichten.

Hoe ver komen we ermee, waar strandt het schip? Ik probeerde te bedenken, door op de plek te staan vanwaar je in het museum de Jacobuskerk kunt zien, die door de jonge Mondriaan zes keer in beeld is gebracht. De kerk is niet alleen de kerk van zijn vader, het is ook zijn kerk. We kunnen naar die kerk gaan kijken vanuit het boogiewoogie. Opvallend zijn die geometrische vormen van de kerk, de rechthoek van de toren en de driehoek van de spits. Maar helaas, er stond een appelboompje in de tuin dat net voor die kerk stond.

Nu zoek ik een van die kunstwerken op van Mondriaan met de Jacobuskerk. En verhip, hij heeft er een prachtig groen weidegebied voor getoverd, maar ook - en daar gaat het me om - allerlei kronkelende takken die als object met de kerk in relatie treden waardoor het boogiewoogie-effect kan optreden. Ik ga nu ook weer anders naar mijn appelboom kijken die zo in de weg stond.

Ik had altijd gehoord dat de kerk iets is van mensen en voor mensen. Nu klopt dat wel, de kerk is hopelijk geen dooie boel, een ruïne of een verzameling stenen. Maar er zijn ook nog bomen, en die doen ertoe. Het contrast doet zijn werk, de takken komen samen met de geometrische kerkvormen in beweging, de swingende takken nemen de kerk mee in hun boogiewoogie.

De essentie van Mondriaan is denkelijk deze boogiewoogie, muziek die gebruik maakt van de afstand tussen de objecten die samen geplaatst worden op het doek.

   



woensdag 2 augustus 2023

Dodendans in de kerk

In de vakantie loop je een kerk binnen, maar je wil wel beloond worden. Je wil in een keer alle onrust van het hele jaar van je af mediteren. Of je wil de oude beelden gezien hebben zodat je weer wat schuld hebt afbetaald. Cultuur is zo mooi omdat het een plicht is, dus je schuld vergroot, maar biedt je evenzogoed de kans die schuld te verkleinen.

Uiteindelijk belanden we allemaal in de hel, enkele heiligen uitgezonderd. Maar dat is ook de plaats waar de schuld vereffend is, of waar schuldvereffening niet meer mogelijk is.

Een voorproefje van de hel zagen we bij het August Bebelplein naast het station van Hamburg. Het begon te stortregenen en bliksemen, maar we moesten naar ons hotel en liepen ook nog eens fout. Het Bebelplein stond vol met junks die bibberend en onbeschermd hun dingen stonden te doen. Later lazen we dat er wel aan hen wordt gedacht. Er is naast het plein al een onderkomen waar ze even kunnen schuilen, eten en hun spul gebruiken. De hel, maar met meevallertjes.

De hel kan zelfs een vrolijke boel worden. Met carnaval spelen we de hel: in de hemel is geen bier, daarom drinken we het hier. In de Middeleeuwen bedachten ze bij de Pest de dodendans. De skeletten rammelen vrolijk door elkaar heen. Bernt Notke schilderde in 1464 een aantal panelen voor de Marienkirche in Lübeck, en de idee van dodendans was daarvoor al bekend uit Parijs en de Lage Landen.

In die Marienkirche, beroemd van de componist Buxtehude, heb je twee grote orgels. Het orgel aan de zijkant heet Totentanzorgel, vanwege die panelen van Notke, die bij de bombardementen van 1942 helaas verloren zijn gegaan. Helaas lagen daar ook de beenderen van Buxtehude, die dus ook verloren zijn. Nu is het echt een Totentanzorgel.

We hoorden het magistraal bespelen door de oude Ernst-Erich Stender. Hij speelde een heel deel van de negende van Bruckner. We kregen de smaak te pakken en gingen in Hamburg weer orgel luisteren. Nu speelde een veel jongere man, met lange haren, Thomas Mellan uit Lyon en wonend in Boston. Hij combineert virtuositeit met spektakel, en vroeg of laat kom je dan bij Liszt uit.

En wel de Totentanz voor piano en orkest. Mellan had die zelf bewerkt voor orgel. Ik herinner me het stuk vooral vanwege zijn percussieve begin, waardoor ik ook begrijp waarom Bartók er zo van hield. Mellan is Fransman en wilde met zijn bewerking aandacht vestigen op de kleuren en - ook letterlijk - de registers. Hij teerde niet in op de loopjes en slagklanken, waardoor het stuk op orgel nog meer avantgarde lijkt.

Op de lagere school liet meester Alberts ons kennismaken met de dodendans van Saint-Saëns. Ook daarvan bestaat overigens een orgelbewerking met veel klankkleur en spektakel. Het verschil met de dans van Liszt is dat Saint-Saëns niet het oude Dies irae gebruikt, maar een lied, Égalité, fraternité van Henri Cazalis. Het Dies irae bewaarde hij voor zijn derde symfonie, waar het met orgel ook klinkt, maar dan in majeurversie, in de glorieuze finale.

Bij Liszt is het een stuk minder gezellig. Hij leeft zich volledig uit en wil ons meeslepen in alle hoogten en diepten. Ik was me ervan bewust dat Hamburg de stad is van Brahms, die nogal te lijden had van de Wagnercultus en dat het spelen van Liszt in deze stad in mijn oren al een statement is.

Liszt heeft natuurlijk ook die andere kant, van de bezonnen geestelijkheid en zijn latere pianostukken. Maar in de dodendans heeft hij daar nog geen last van. Hij roept alle demonen op om mee te doen en die nemen het graag van hem over.

Voor Mellan ga je graag naar de kerk. Je gaat anders denken over de kerk. De ruimte tovert je om in een wezen met vele registers. De dood en het laatste oordeel worden over ons uitgestort. Dat hebben we dan ook weer gehad. We kunnen weer verder.



Het geluk van de film Maestro

Wat ik hier zeker ook probeer te doen is achterhalen waar de titels van mijn blogseries op slaan (als ze al ergens op slaan). Ze zijn min of...