vrijdag 19 april 2019

Doodsdrift

Er is een natuurlijke neiging in me om te starten met muziek en geleidelijk over te gaan in amuziek. Dat is opvallend, want tot nu toe hadden we in deze blogs de overgang op het oog van amuziek naar muziek. Het leven dat uit de dood verrijst voelt beter dan de dood die uit het leven voortkomt.

Hoe dicht de twee bij elkaar liggen, ondervond ik lang geleden. Ik woonde met een al genoemde vriendin in een flat in Bergen op Zoom. Daar kreeg ik mijn studievrienden uit Utrecht op bezoek omdat ze wel eens wilden weten hoe carnaval eraan toegaat. Op de piano speelde ik de carnavalshit van dat jaar, 'Wat zoude dervan zegge/ heb ik geen leutig maske op', en dan nog iets met de stiekses achter de ore die je niet ziet. Geleidelijk vertraagde ik en het lied ging over in de dodenmars van Chopin.

Jaren later, op bezoek bij een van die studievrienden in Utrecht. Han was terminaal. Als pastoraal werker kon hij samen met Marc zijn eigen uitvaart plannen. Hij verzocht mij om die act van Bergen op Zoom nog eens te doen, maar dan andersom. En zo kwam het dat ik bij zijn uitvaart in de kerk begon met de dodenmars van Chopin, waaruit langzaam het carnavalsliedje oprees.

Punt is: Han werd er niet levend van. Er blijft dus een band tussen dood en leven die beide kanten kan opgaan. Die band is een mysterie. Wellicht niet in de zin van een geheim dat alleen aan sommigen bekend is en dat ze afschermen voor anderen, maar wel in de zin van iets dat je niet kunt beredeneren. Vanuit dat punt zijn we in staat om de dood niet alleen als iets negatiefs te beleven, maar er ook kracht aan te ontlenen. Er is misschien toch zoiets als een 'doodsdrift', iets wat ons drijft en wat we kunnen symboliseren, bijvoorbeeld in de dodenmars of de danse macabre.

Ik kan niet uitleggen, ook niet aan mezelf, waarom ik een stiekeme voorkeur heb voor de versie waarin ik begin met de muziek en dan de amuziek opzoek. Ergens moet ik nog de cassettebandjes hebben liggen waarop improvisaties staan die ik destijds heb opgenomen, zo ongeveer in mijn Bergen op Zoom-periode. Het lijkt op muziek, maar is in feite eerder een soort vastlopende mechanische beweging. Ik was toen nogal geïnspireerd door pianostukken van Scelsi, al had ik daar nauwelijks iets van gehoord, en kan ik dus ook niet beoordelen of het om invloed gaat of om een uiterlijke aanleiding die me bij iets anders bracht.

Vanuit de muziek zoek je de grens op. Het is hoe dan ook een experiment. Op een gegeven moment voel je: dit is geen muziek meer. Maar je blijft wel bij jezelf, dat is het rare. Je bent in staat iets uit te drukken wat loodrecht staat op het leven, de zang, de ode. Je wordt een ding, en dat brengt rust.

Je zou nu kunnen zeggen: dat is toch precies de kern van de muziek! Luister naar de slaapliedjes, de Kindertotenlieder, de pendelbewegingen in de orkeststukken van Webern. Of naar Mantovani, het doodse geschetter van de Top 2000, de soundtrack Once Upon a Time in the West.  Ja, zo kun je ernaar luisteren. Maar vanuit de andere kant van de grens kun je er ook anders naar luisteren. Het is erg tricky en mysterieus, je kunt diezelfde muziek ook horen als klank, herrie. Doet me niks.

Zou muziek zelf in staat zijn muziek te onderbreken? Als het ware van binnenuit? Misschien zit deze mogelijkheid al in de afwisseling van delen, in de beroemde pauzes van Beethoven en Bruckner. Muziek maakt plaats voor iets anders, zet een stapje terug. Best wel een charmante uitleg van de dood overigens.

Afbeeldingsresultaat voor shopping mall empty

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Het geluk van de film Maestro

Wat ik hier zeker ook probeer te doen is achterhalen waar de titels van mijn blogseries op slaan (als ze al ergens op slaan). Ze zijn min of...