vrijdag 27 september 2019

Beethoven inclusief de kramp

Beethoven zoekt de extremen. Dat ontgaat ons vaak, omdat het alweer tweehonderd jaar geleden is dat hij zijn dingen schreef. Zo klinkt de Vijfde in onze oren als het vogeldeuntje dat hem zou hebben geïnspireerd, en horen we de Negende als het Europees volkslied. Beethoven is zo dichtbij gekomen dat we de afstand niet meer kunnen horen.

Guido van Oorschot heeft dus wel gelijk als hij, wat ik via die verdwijning van de afstand thematiseer, hoort in de perfectie van de techniek. De pianisten hebben alweer tweehonderd jaar extra kunnen oefenen. Zo komt pianist Igor Levit uit bij de absolute perfectie. Van Oorschot heeft dus ook gelijk wanneer hij na zo'n uitvoering snakt naar Ronald Brautigam. Alleen, ik had me daar nog niet in verdiept. Afgelopen week heb ik die dus maar eens door mijn spotify laten bezorgen en geluisterd.

Vroeger was dat een louterend ritueel: alle symfonieën na elkaar luisteren, niet als binge, maar met tussenpozen. Het werden zodoende de twaalf staties van Jezus' kruisgang. Bij de sonates eindigde het ook echt met een soort graflegging of verrijzenis, het lijden van opus 111 maakte plaats voor de hemelse klokjes van het tweede deel, het arioso. Beethoven kon daarna gerust sterven en liefst zouden we meegaan naar die hemel.

Nu lag er een andere inzet. Van Oorschot verlangde naar de hammerklavieruitvoeringen van Brautigam omdat er wordt gehakt met spaanders. Er moet mishandeling plaatsvinden. Nou, dat heb ik geweten. Er kwam een Beethoven naar voren die ik weliswaar herkende (zie mijn mijmering over het sforzato), maar die ik soms onaangenaam vond. Het hele fluïdum van een Richter werd van me afgepakt. Alles werd expressief. Kan best dat Beethoven dat had gewild, maar ik kon er die hemelse vrede niet mee bereiken.

Even tussendoor. Het begon me wel te dagen wat de drive kan zijn van een recensent. Hij wil graag ergens gehakt van maken. Dat is het dus. Maar ik zoek blijkbaar iets anders. Ik lees die recensies erg graag. Maar nu had ik die kennelijk gelezen als uitnodiging om Brautigam te proberen. Zo zijn recensies natuurlijk ook bedoeld. Ze moeten je nieuwsgierig maken naar iets, zelfs als ze je over de rug van Levit nieuwsgierig maken naar Brautigam. Misschien geldt zoiets voor elk oordeel. Een oordeel is niet het einde van alles, maar het begin. Na dat oordeel, positief of negatief, kun je weer ademhalen. Je kunt weer terug naar de muziek, naar het leven.

Wat gebeurde er in mij bij die serie van 32 sonates op hammerklavier? De teleurstelling bleef enige tijd aanhouden. Het dieptepunt bereikte ik in de Sonate Pathétique, zijthema eerste deel, toevallig of niet weer in datzelfde ritme als de opening van de Vijfde Symfonie, ta-ta-ta-tam. Het werd een vreemd overspannen gekwek, anders kan ik het niet noemen. Inez liet ik het na het eten even horen, en daarna Richter, waar het thema opgenomen is in het fluïdum zonder energieverlies, maar met behoud van waardigheid.

Maar goed, een paar dagen later zat ik in mijn treintje na een vermoeiende dag, miniflesje wijn erbij, en stond de Waldstein op. Ineens hoorde ik Czerny, de beroemde en beruchte leerling van Beethoven met zijn vingervlugheidoefeningen met krankzinnige metronoomaanduidingen. Op zo'n hammerklavier is dat blijkbaar mogelijk, en Brautigam maakt daar gebruik van. Hij kwam op volle toeren, de stemmen schoten door elkaar heen, ik verloor mij in een paar minuten tijd in Dionysos, de god van de roes, het lijden, de fragmentatie, de wijn, de spaanders. Gevaarlijk spul, vooral als je denkt aan Lenin met zijn enthousiasme voor de Appassionata en zijn uitspraak dat je geen eieren kunt bakken zonder ze te breken. Maar je bent je hoofd al kwijt. En bovendien heb ik Lenin nog zien liggen, 1989, bij het Rode Plein, hij oogde allerminst als een gebroken ei.

Daarna voel je je een ander mens, gebroken en geheeld, geheeld en gebroken.

Maar we waren op zoek naar die afstand, de afstand die door Levit teniet was gedaan. We moeten gehakt maken van Beethoven, of hij van ons, we moeten het afgeronde werk (uitvoering Levit) weer terugbrengen tot het werk waar de vonken vanaf springen. We zijn terechtgekomen in een paradox. Het leek altijd of de hammerklavierspecialisten de twee eeuwen wilden tenietdoen om dichter bij Beethoven te komen, bezorgd om waardigheid en respect. Maar wat ik nu ervoer was dat de afstand werd hersteld. Om Beethoven te horen moet je in zekere zin doof worden, doof voor de nuances en perfectie.

Zou het kunnen dat ik zonder het te weten dicht bij Beethoven zat toen ik me al spelend door zijn sonates heen worstelde? Goed, mijn techniek liet te wensen over, maar een ding had ik misschien wel goed begrepen. Beethoven bood weerstand tegen de schoonheid. Het was niet altijd leuk. Luister nog eens naar het eerste deel van 111. Steeds als het op gang komt onderbreekt Beethoven die gang, uiterst laag tegen uiterst hoog wil maar geen balans opleveren, het maakt je claustrofobisch. De kramp slaat snel toe in je vingers, en opnieuw bij die absurde hoge nootjes in het arioso. Die kramp is geen bijzaak, misschien.

Afbeeldingsresultaat voor piano kapot

zaterdag 14 september 2019

Praten omtoveren in muziek

Zo simpel kan het zijn. Praten omtoveren in muziek. 's Nachts kan ik niet meer zonder. Neem een saai radioprogramma, hoe saaier hoe beter. Zet het op je oortjes of op je iPad. De zachtste stand voldoet niet? Leg hem dan op afstand, afstand is hier het sleutelwoord, zoals u weet. Vroeger stond ik als assistent van mijn leraar orgel bij zijn orgel. Er was geen crescendopedaal. Het was de bedoeling dat je de kastdeuren van het orgel dicht hield, open zette of op een kiertje. Je hebt dus geen knopjes of wieltjes nodig. Demping kan op zoveel manieren.

Ze praten aan alle kanten langs je heen. Je loopt door de stad. Flarden bereiken je. .... toen André dus zei....   Ik zou voor rood kiezen maar dat zeg ik ook maar omdat....  Het is me nog teveel. Beter was het toen ik vanmiddag in de Koepelkerk zat en de spreker van het Alexander Consort zich verontschuldigde omdat in het programmaboekje geen tekst stond van de cantate. Kon dat nog iets zijn dan? Ja, want de zangers deden zo hun best om te articuleren. Onze vriend Andries, beroepsmusicus, zat vlak voor ons en keek niet eens in het programmaboekje. Muziek immers, daar ging het om. De zangers zingen dus niet om ons al articulerend de gezongen boodschappen te brengen. Ze brengen ons het zingen, niet de boodschap. Hun boodschap is de zang.

Ik zit bovenin de Koepelkerk. De afstand is groot genoeg. Anderen zijn zelfs achter zuilen gaan zitten, of in de galerij onderin, waar ze geen zicht hebben op de spectaculaire bewegingen die de muziek voortbrengen. Ze luisteren, ze bevinden zich in het landschap waar luisteren voldoende is. De mede-oprichter van het Consort spreekt ons tussen de muziekstukken toe op Hans-van-den-Boom-achtige wijze, dus met humor. Ik zie aan Andries dat de humor langs hem heen gaat, en daaruit put ik inspiratie. Ondanks deze zin voor proportie kunnen we het waarderen dat Dick het kan opbrengen de muziek te framen in een soort show, een les zelfs. Eerst twaalf maten basso continuo, dan diezelfde maten met de instrumenten erbij. Zie je wel, Bach maakt de cantate van Kuhnau tot een meesterstuk! Het betere jatwerk.

Maar de betekenis van de teksten ontgaat ons. Zelfs bij het stuk dat letterlijk in het programmaboekje staat, in Duits met ernaast de vertaling. We lezen het niet, we horen het niet. Alle tekstdichters hebben hun best gedaan, zelfs de psalmteksten over de pracht van de natuur komen niet aan. Of, ze komen wel aan, maar via de muziek, als muziek. De natuur, dat is gewoon die muziek. De natuur wordt in de psalm bezongen, maar die natuur is die psalm die wordt bezongen, het is de zang die als psalm bij ons komt.

Ik stel me de muziek voor als een gigantische stofzuiger die de woordbetekenissen opzuigt. Aan de andere kant van de stofzuiger voelt het warm, beetje stoffig, maar zeker niet onaangenaam. We kijken naar de musici, maar waar kijken we eigenlijk naar? We kijken naar de muziek. Die roept weer gepraat op, het oudere echtpaar achter ons dat even fluistert. De celliste die lacht met de altviolist. Het is deels een Hans-van-den-Boom-effect, Bach moet weer leuk zijn, je moet laten zien dat je kunt doorgaan met lachen en grappen, ook bij Bach. Maar deels is het ook de muziek die dit oproept. Het praat in ons, de muziek is gewoonweg te heilig en er moet gepraat zijn om het geheel weer in balans te brengen.

En zo belanden we bij de koffie, koffie met een petit four, in lunchroom 't Hemelrijk. Hier kun je praten, zonder het achttiende eeuwse universum te verlaten. We hoeven niet meer te zeggen dan dat de muziek beviel. Vivaldi, Kuhnau, Bach. We hebben genoten. Dat moesten we even zeggen. Wat kun je anders? Applaus, betalen met ritselend geld, napraten in de lunchroom.

De stofzuiger groeit uit tot een enorme spiegel. We kijken naar onszelf terwijl de muziek doorgaat, tendentieus.

Andere variant van deze spiegel: de film van Tarkovski met diezelfde naam. Gisteren speelde ik deze film af op mijn laptop, met een verbinding naar de tv. Er was wel Engelse ondertiteling bij deze Russische film. Maar het liep niet synchroon. Onbedoeld deed zich de kans voor om naar Tarkovski te kijken zonder te luisteren naar de teksten. De teksten werden meer muziek dan ooit. We hadden slechts een vaag idee waar de teksten over gingen. Er waren beelden, en er was tekst. Maar het een raakte niet aan het andere, tenzij via onze verbeelding.

Wat ik me nu afvraag: stel dat een regisseur zaken zoals plotelementen uit elkaar houdt, zodat we via de film toetreden tot de knip-technieken van de beeldende kunst? Dat lokt dan ongetwijfeld uit dat we zelf het verband gaan leggen tussen beide scènes. Onze interpretatie neemt het over van de expressie van de regisseur. We begrijpen al te goed wat de film zegt, en nemen het over. Geleidelijk worden we muziek.

Afbeeldingsresultaat voor koepelkerk arnhem

vrijdag 13 september 2019

Afstand bewaren tot Yuja Wang

Prokofjev werd op de radio ingezet, en het bleek Yuja Wang te zijn. Begrijp me niet verkeerd, het was niet zo dat de pianist Prokofjev niet aanvoelde. Het is zo moeilijk om oordelen te vermijden als je over kunst schrijft. Bij Yuja Wang denk ik aan een vriend die me het Youtube-filmpje stuurde, en aan Nietzsche die zei dat je naar het beeld van een mooie vrouw toch moeilijk kunt kijken zoals Kant denkt dat we kijken, namelijk zonder belang (Interesse) in het bestaan van ons beschouwde object.

Interessant is het moment voordat ik opzocht wie hier de uitvoerder was. Wat ik hoorde was het langzame middendeel van de achtste pianosonate, met die mooie melodie. Geleidelijk ontvouwde zich het vertrouwde miniatuurlandschap met stemmen die deze melodie van onderen en van boven omspeelden. Wat me nu opviel was dat de melodie behoorlijk hard werd gespeeld, je zou bijna zeggen mannelijk. Daardoor raakte een ander effect van dit muziekje naar mijn gevoel ondergesneeuwd, namelijk het koortsachtige. Prokofjev verstaat misschien nog beter dan Sjostakovitsj de kunst om gewone noten te kiezen, en dan hier en daar een beetje af te wijken, met een sterk gevoel van dosering en lichte vervreemding. Je waant je in een besneeuwd Russisch bos, in de verte brandt zwak een lichtje, je verheugt je op het moment dat je in een warm bed valt en dat iemand (niet per se Yuja Wang) je een warme grog komt brengen.

Ik raak nu in een ander soort vervreemding. De melodie wordt zo nadrukkelijk gespeeld dat ik bijna wordt gedwongen om mijn afstand te verlaten, mijn muziek van een afstand. Ook sta ik dus op het punt om te oordelen, zo van 'hè wat is dit overdreven!' of à la Diskotabel 'het zou me erg verbazen als dit Richter was'. Maar ik heb er een groot vertrouwen in dat muziek altijd sterker is dan het smaakoordeel, sterker ook dan ons testosteron. De eerste reddingsboei werpt Biëlla Luttmer me toe, met haar bejubeling van een recital door Yuja Wang. Luttmer is een vrouw, en signaleert slechts terloops de gewaagde kleding van Wang. Daarnaast wijst ze op de virtuositeit en vooral de energie van haar spel. Energie die energie oplevert.

Ik meet de afstand tot mijn gedachten bij Mustonen en de Scythen die Prokofjev meetrok, een paar jaar terug hier in Arnhem. Verrek, dacht ik, wat ik zojuist had gehoord had ook van Mustonen kunnen zijn! Die scherpe melodielijn, andere stemmen fluweelzacht eromheen draaiend... Waarom had ik daar niet eerder aan gedacht? En waarom voelde ik destijds bij Mustonen niet die ergernis? Is er soms iets in mij veranderd? Of is de ene stijl de andere niet, en is de afstand tussen Mustonen en Wang onmetelijk ondanks hun voorkeur voor een sterk benadrukte melodielijn?

Mijn hele project draait zich langzaam vast. We belanden in een crisis. Ik was op zoek naar de afstand tussen mij en de muziek, 'muziek van een afstand'. Ik bots nu op een spiegel en zie ineens de ontdekker, de graver, de man die wil doordringen tot de kern. Wat is het mysterie van Yuja Wang en hoe kan ik dat ontrafelen? Wil ik dan soms met die kern versmelten en verlang ik dit van deze muziek? Gesublimeerd eventueel tot graalmotief waarbij altijd staal meeklinkt, het staal van de bewerking... En dus van het smelten, versmelting als stadium van de arbeid die resulteert in gevormd staal, staal van werktuigen of wapens. Geen afstand kortom, intimiteit overal waar je kijkt, onderdompeling.

Ik draai terug naar Kant. 'Geen belang', zegt Kant, geen belang bij het bestaan van dat object. Het is er gewoon, en juist daarom kan ik er een smaakoordeel over hebben. Van een afstand. Agamben betoogt dat dit smaakoordeel in essentie hoort bij de 'mens zonder inhoud'. De muziek is verdampt. Toch zoekt Agamben steun bij Kant, en wel bij zijn mysterieuze formulering dat het bij kunst gaat om een 'doelmatigheid zonder doel'. Je bevindt je als het ware in een afstand, je doorkruist die, maar met een vrijheid die door het doel niet beperkt wordt, en de weg vrijmaakt voor andere doelen.

Het zijn opnieuw mijn oortjes die de vrijheid symboliseren van mezelf als toehoorder. Ik hoorde de muziek voordat ik las dat het Yuja Wang was. Ik lag thuis op de bank, en hoorde Prokofjev voor het eerst zonder de fantasie van het Russische bos en de grog. Ik aarzel zelfs om te zeggen dat ik deze muziek mooi vind. Mooi en subliem (erhaben), dat verschil is in de muziek na Kant betekenisloos geworden. Irritatie, nostalgie, onbestemdheid, opwinding, kalmte, er ontstaat een polyfonie van lichte emoties die niet duidelijk in een bepaalde richting wijst. Het is wellicht Prokofjev, of toch Yuja Wang. Wat maakt het ook uit.

Afbeeldingsresultaat voor prokofiev piano sonata 8 andante

zaterdag 7 september 2019

Bach, Bach, Bach

Er hangt echt zo'n sfeer op Radio 4 dat men zich geneert dat Bach zo vaak klinkt. Er is nu een Bach van de dag, met Frank de Munnik, die 'gefascineerd' is door Bach. Ja, wie niet! Er was een tijd dat we de biografie van Bach lazen, in de reeks Sonatine, waar Bach tussen de andere groten werd besproken. Toen ik die muziek verkende, bleek het gewoon een verzameling muziekjes die tussen de sprookjes op de elpee opdoken, met name uit de Tweede Suite met die beroemde Thijs-van-Leer-badinerie aan het eind. Bach had enorm veel familieleden.

Het duurde nog eigenlijk ontstellend lang, ik ben nu 57, voordat we doorkregen dat Bach de grootste was. Ik hield het lange tijd bij Beethoven, de man die altijd een meter hoger wilde dan mogelijk was. Ook omdat Beethoven alles wilde verwoesten wat ervoor kwam, met zijn wilde kop. Maar al in die genoemde Sonatine-reeks, waar Beethoven voor de uitzonderlijke pubers zoals ik werd behandeld door Hélène Nolthenius, waren we getuige van zijn reis van Bonn naar Wenen, waar hij onderweg vanwege een wielbreuk van zijn koets strandde in Ulm. Hij mocht ergens logeren en speelde er op de toevallig aanwezig zijnde piano de hele nacht het Wohltemperiertes Klavier van... ja wie ... ja van toch weer Bach.

Er zijn een paar afgeleide goden van Bach. Denk aan Glenn Gould. Alle goden verdringen zich om er op het laatste moment nog bij te mogen. Zelfs een Reinbert de Leeuw dirigeert razendsnel de Matthäuspassion om voor zijn dood nog het pantheon binnen te glippen.

Het is enorm dwangmatig. Het miskent alle briljante geesten die rondom Bach bezig waren, het miskent vooral ook de miskenning die Bach honderd jaar lang ten deel viel totdat Mendelssohn de stofwolken wegblies. Er zit dus iets onoprechts in al die Bach-verering. Het zijn de kenners, maar ook de nitwits, voor wie Bach alleen de verzamelnaam is van de hele barok en verder, die ze niet willen kennen, omdat ze niet verder willen denken dan vier letters.

Waar ik naartoe wil is dat er een verschuiving gaande is, misschien altijd al gaande was. Beethoven was het symbool van Bolkestein, van Bolkesteins Europa, en van Europa zelf, het Europese volkslied. Beethoven omvatte eigenlijk ook al Wagner en Schönberg, maar zeker ook de rock. Beethoven was Bruce Springsteen. Vernieuwing is verwoesting, zoals gezegd. Met daarnaast dus ook bij Beethoven dat wonderlijke respect voor Bach.

Daarmee komen we automatisch bij de volgende stap. Is Bach de man achter de schermen van het Beethoven-Europa? Is Bach eigenlijk wel een Europeaan? Ja, kun je zeggen, want Bach draagt het christendom over op de cultuur. Je hoeft niet gelovig te zijn om Bach mooi te vinden, maar in de Mattheüspassie vloeien geloof en cultuur probleemloos samen. Wat gelovigen mooi vonden aan de liturgie vinden ze terug in Bach. Bach maakt de eredienst overbodig.

Maar Bach mist dus wel die verwoesting. Hij kon wel boos worden. Maar hij was geen Beethoven. Hij was meer een voltooier, een eclecticus, een kopieerder, een be-amer dan een deconstructor. Hij beschikte toevallig over dat enorme genie waardoor de Franse aggréments, de Italiaanse concerto's en de Nederlandse polyfonie bij hem zijn persoonlijke stempel opgedrukt kregen. Maar je voelt aan dat het niet zijn bedoeling was die invloeden te vervangen door iets anders. Er kwam gewoon iets moois bij waardoor we die andere dingen weer meer konden bewonderen.

Hoe verklaren we dan dat zeer veel mensen, inclusief ikzelf, de neiging hebben elke minuut te vullen met Bach? Ik weet het ook niet, maar het zou kunnen dat het iets te maken heeft met het ethos van Bach. Bach zei zelf al dat je in je leven elke minuut moest gebruiken om te werken aan je dingen. Hij symboliseert ons werkethos. Werk, werk en nog eens werk. Dat is Bach, Bach en nog eens Bach.

Bach is de barok die jou wil overbluffen zoals in de barokke architectuur de façades waar je nooit weet waar ze beginnen en ophouden. Het is een en al feest, beweging, plooiing. De ene plooi roept de volgende op. Kijk naar mijn schrijfstijl, kijk naar deze blog. De ene alinea roept de andere op. Wat zou ik zijn zonder Bach?

Cabaretier Henk Elsink zei vroeger dat Bach hield van herhalen. Daarmee bedoelde hij dat Bach een hoop kinderen had (haha). Maar het is waar, Bach zit vol met herhalingstekens. De tweede keer wordt het stukje gespeeld met versieringen. En dan weer door. Het zijn dus geen kopieën zoals wij dat opvatten, in digitale zin. Eerder tegenstellingen, herhalingen, polyfonie, variaties.

Op mijn vorige blog reageerde liturgist Ad de Keyzer met een interessante toevoeging. 'Er kunnen wat mij betreft niet genoeg tegenstemmen meeklinken', zei hij. In strikte zin kan dit niet. De barok is niet de realisering van het oneindige, want de barok is eindig. Nooit ben je er zeker van of de tegenstemmen meeklinken of buiten de muziek klinken. Ergens houdt het een keer op.

Misschien is dat ook het drama van Europa, en misschien verklaart dat ook waarom Bach eigenlijk, achter Beethoven, de held van Europa is. Europa wil graag oneindig zijn. Maar omdat het dat zo graag wil, moet het ergens een streep trekken. Een hek neerzetten. Dat is het briljante (en vervelende) van Bolkestein, die aanvoelde dat Europa zich met Beethoven in feite uitspreekt tegen de islam en tegen de gamelan. Nu zijn we zo ver dat we die hele Beethoven niet meer hoeven te horen om in zijn naam die hekken neer te zetten tegen de indringers.

Bach maakt het geweld minder zichtbaar, hoorbaar. We horen volheid, pure volheid. Vrede! Er lijkt geen grens te zijn. Het waren zijn zonen die de streep trokken. Wilhelm Friedemann, Carl Philip Emmanuel, Johann Christian. Het was allemaal te vol, te veel. Een melodielijn is voldoende. Er mag een akkoordlijntje onder. Genoeg.

Daar ligt dus het verborgen verzet van Bach, achteraf bezien, en avant la lettre. Hij laat alle stemmen klinken, we krijgen er geen genoeg van. Elke minuut gebruiken. Alle grenzen worden zodoende herhalingstekens. Goed, nog één keer, nog een keer!

Afbeeldingsresultaat voor herhalingsteken

Het geluk van de film Maestro

Wat ik hier zeker ook probeer te doen is achterhalen waar de titels van mijn blogseries op slaan (als ze al ergens op slaan). Ze zijn min of...