Is een verhaal muziek? Nauwelijks. Je vertelt het om allerlei redenen. Verhaaltje vertellen voor het slapengaan is bijna een slaapliedje, maar de verhalen van Plato maken deel uit van zijn filosofisch proza. Hoe dan ook vinden we poëzie meer muziek dan proza, vanwege metrum, ritme, rijm, meerduidigheid, de klank vooral. Naarmate we in de poëzie het proza naderen, wanneer je bijvoorbeeld in poëzie een verhaal vertelt (denk aan Homerus), verzwakt de muziek.
In onze verkenning van deze omslag zoeken we het moment waarop ook het verschil verzwakt, het verschil tussen poëzie en proza. Een tijd geleden dacht ik over dit verschil na naar aanleiding van een publicatie van vriend Leo Hermens (zie deze blog). Het draaipunt dacht ik te zien in de versie, dat in de titel zat van zijn dichtbundel (De zoete versie, zie deze blog), maar ook in de scènes van zijn ziekenhuiservaringen tijdens corona. Versie is draaiing, er moeten patiënten gedraaid worden, wat vraagt om toewijding, ernst vooral, en heldere communicatie. Je moet dan geen leuke lieve liedjes gaan zingen.
Versie is het draaipunt.
Er wordt van ons gevraagd dat we flexibel zijn, dat we onze lichte toon laten varen als de situatie daar om vraagt. En dan wordt het proza. Moeilijker is de gedachte dat we ook de draai andersom moeten kunnen maken, van proza naar poëzie, naar de muziek. Ik heb deze draai uitvoerig verkend aan de hand van de filosofie van Agamben ('De Muzen vooruit helpen', zie hier). De situatie is ernstig, aldus Agamben. Muziek is overal, in de supermarkt en in onze oortjes, maar juist daardoor verzwakt ze. En daardoor verzwakt ook onze taal, want die heeft zijn oorsprong in de muziek. Deze verzwakte taal, het gebeuzel, moeten we onderbreken om weer te kunnen denken. De taal heeft zijn sterkste verbinding met de muziek in de poëzie. Poëzie is dus voor de redding van het denken van het hoogste belang. (We herkennen hier Heidegger met name...)
Hier in deze serie houd ik de filosofie enigszins op afstand, we kijken naar muziek, van een afstand. En naar de afstand die de muziek aflegt, naar de taal, naar poëzie en van poëzie naar proza. We oefenen de flexibiliteit die nodig is om heen en weer te gaan, van muziek richting proza en andersom.
Nu lees ik over M. Vasalis de biografie van Maaike Meijer. Vasalis (1909-1998) werkte evenals Leo in een medische omgeving, in haar geval de psychiatrie. De poëzie had ze na enkele verkenningen vaarwel gezegd, maar het bloed kroop waar het niet gaan kon. Ze stuurde gedichten op naar een tijdschrift, en vroeg Simon Vestdijk om advies. Ze moest nog minder breedsprakig worden dan ze al was. Overbodige woorden moesten eruit. Na haar werk als arts-assistent reisde ze in 1936 om gezondheidsredenen naar Zuid-Afrika. Daar schreef ze gedichten, waaronder een dat van Meijer bijzondere aandacht krijgt, 'De zieke blanke'. Dat ik het in deze blog oppak is omdat er afstand in het geding is. Laat ik me beperken tot de eerste regels:
Een hoge neger draagt de zieke man naar buiten
- de neger ruikt naar natte rook en zweet -
en legt hem in de lange stoel een plaid
om zijn geminachte, verwelkte kuiten. (gecit. Meijer, p.212)
Bijzonder, zegt Meijer, is dat het verhaal niet wordt verteld vanuit de 'ik die de handeling of de overpeinzing draagt'. Het wordt wel verteld vanuit een perspectief, dat van de zieke blanke. Hij is het die de ander ruikt, die hem ziet als neger. Daardoor gaan wij als vanzelf, zeker als wijzelf ook wit zijn, meekijken vanuit zijn perspectief. Welnu, de afstand tussen de lyrische ik en de blanke man, dat wil zeggen de afwezigheid van de lyrische ik, verraadt een reserve van de schrijfster jegens dit gedicht. Vasalis neemt het niet op in de dichtbundel Parken en woestijnen die in 1940 verschijnt, en in Verzamelde gedichten kom ik het ook niet tegen.
Toch hebben we te maken met een gebeurtenis, zelfs een met grote politieke betekenis: de Nederlandse anti-apartheidspoëzie komt pas op gang in 1975, met de gevangenzetting van Breyten Breytenbach. Veertig jaar eerder zou je het gebaar van Vasalis op allerlei manieren kunnen duiden, als uitzonderlijk gebaar van een Nederlandse schrijver om de apartheid te benoemen, lang voordat iedereen dat doet, maar zeker ook vanuit de verwijdering van dit gedicht uit de drukproeven van haar eerste bundel. We hebben de biografie nodig om tussen deze twee duidingen te zien wat er aan de hand was. Vasalis liep in Zuid-Afrika rond met een 'open houding van interesse in de zwarte mensen op de farm - tot verbazing van haar witte kennissen' (215-16). Daarnaast vermoedt Meijer dat Vasalis met haar werk wilde 'doordringen tot haar eigen complexe belevingswereld' (214). Dat was in 'De zieke blanke' onvoldoende gelukt, ze was kennelijk niet voldoende in staat om zichzelf als lyrische ik neer te zetten in deze situatie.
We leren hier iets over de 'muziek van een afstand' dat we nog niet in deze intensiteit waren tegengekomen. In een gedicht is altijd de 'eigen complexe belevingswereld' in het geding. Dat zagen we ook bij Lucebert, die zijn gedichten zag als een 'plattegrond van zijn labyrintiese persoonlijkheid'. Alleen al daarom is er affiniteit tussen beide grootheden (ook Lucebert schreef overigens een beroemd gedicht over een 'neger'). Het is aan de dichter om die hoogstpersoonlijke beleving zo te verwoorden dat het muziek wordt, een gedicht dat wordt beluisterd en gelezen zonder dat die beleving erin verloren gaat. Dat het in het geval van 'De zieke blanke' niet lukte heeft te maken met de politieke situatie. De taal en de kennis ontbraken om te zien wat er aan de hand was, wat in de jaren zeventig voor iedereen duidelijk zou worden, het onrecht van apartheid jegens de zwarten. Maar toen dreigde er weer een ander gevaar: dat dit onrecht vooral van een afstand werd gezien, we zagen het onrecht meestal zoals het in de media en de algemene opinie werd verwoord. Hoe dan ook dus afstand, de afstand tussen de ervaring en de taal.
Laat ik nog eens een draai maken, als oefening in flexibiliteit. Misschien moeten we de beslissing van Vasalis om het gedicht uit de drukproeven te verwijderen juist wel opvatten als een politiek succes. We denken over politiek meestal in termen van oordeel, stellingname, moedige heldhaftige daad die de gemeenschap symbolisch samenhoudt. Niet zo gauw in de zin van een hyperpersoonlijke ervaring die uit de openbaarheid wordt weggehouden. Toch is dat wat hier aan de hand is. Dankzij de (prozaïsche) biografie zien we wat poëzie is, en hoe we die kunnen zien in politieke termen.
Politiek zou ik hier opvatten, enigszins in het verlengde van Agamben, als gebruik van de taal. We zien de taal vaak als instrument, als middel om bepaalde praktische doelen te realiseren. Je gebruikt taal dan in essentie zoals het in de antieke retorica, de ontvanger van jouw taal moet het idee krijgen dat er geen afstand zit tussen taal en intentie, taal en betekenis. Taal moet 'helder' zijn. Deze taalopvatting brengt echter haast ongemerkt een kloof teweeg tussen schijn en werkelijkheid. De ontvanger heeft alleen maar het idee dat deze taal helder is, omdat hij ongemerkt getraind is in de idee dat taal een-op-een correspondeert met bepaalde betekenissen. Zo zou je al snel kunnen zeggen dat 'De zieke blanke' een a-politiek gedicht is, omdat de schrijfster zich onvoldoende bewust is van het onrecht tegen zwarten, of om het gebruik of vermijding van politiek geladen termen, zoals 'neger' en 'apartheid'.
Met deze idee raakt de ontvanger verstrikt in de taal. Ervaringen worden afgemeten aan wat hij als politiek correct ziet. Onjuiste ervaringen worden verdrongen, onheldere ervaringen ingedeeld. Wat Vasalis hiertegenin brengt met haar gedicht is dat ze met een open houding schrijft over wat ze beleeft, wat ze ziet en hoe ze dit vanuit haar innerlijk ervaart. Daarbij zet ze de taal in eerste instantie ook doelgericht in, als schijnbaar neutraal instrument om haar ervaring te verwoorden, alsof die ervaring iets uiterlijks is. Door haar beslissing om het gedicht niet te publiceren kiest ze nadrukkelijk voor de taal, de taal niet als beschrijving van een externe ervaring, maar als de plaats waar wereld en ik, uiterlijk en innerlijk, samenkomen.
Als een gedicht wordt gepubliceerd, dan lijkt dat een politiek succes omdat het ik zich daarmee blootstelt aan de openbaarheid. Maar evengoed kun je zeggen dat de politieke gemeenschap zich met de publicatie deze taal toe-eigent, in bezit neemt. Het gedicht kan juist als publicatie mislukken doordat de dichter ermee wordt ingekapseld, beroofd van de tegendraadse of gevaarlijke betekenissen die erin schuilgaan (we zagen hoe Lucebert zich hiertegen probeerde te verzetten, zie deze blog).
Met mijn formule 'gebruik van de taal' bedoel ik niet dat het gaat om de taal zelf, los van de ervaring. Het gaat bij die taal zelf namelijk ook om een ervaring, en wel van de taal. Taal is geen instrument om de ervaring te beschrijven, maar is zelf die ervaring. We ruiken zelf 'het zweet van de neger' doordat het wordt gezegd. Die ervaring - volgende stap - is gebruikmaking van de taal. Er is taal doordat we die gebruiken, als gebruikmaking van taal. In het geval van dit gedicht: de ervaring wordt verteld, het is een vertelling, met een hij die dingen doet, waardoor het ook onze ervaring wordt. Maar dus wel een ervaring van een afstand, omdat wij niet de 'ik' kunnen zijn, we dringen met dit gedicht niet door hoe het werkelijk is, tot de waarheid, de waarheid van Vasalis zoals ze haar verblijf in Zuid-Afrika heeft beleefd, en dus weten we toch ook weer niet hoe dat zweet rook, vanuit die zieke blanke.
Resumerend: het gedicht 'De zieke blanke' is politiek omdat Vasalis er de waarheid van kon meedelen door het niet te publiceren, het gedicht was nog niet of onvoldoende gebruikmaking van de taal zelf. Het gedicht is muziek van een afstand doordat we de lyriek benaderen via het proza, via de biografie van Meijer vooral, niet te vergeten de brieven van Vasalis waarin ze schrijft over Zuid-Afrika. Het gedicht zou voor zichzelf moeten spreken, maar kan dat niet, en heeft, met een formule van Plato, 'hulp' nodig, de hulp van proza, van verhaal, onderzoekstaal, filosofie.
Ha Anton, ik ga nu door deze blogafleveringen steeds beter zien waar jouw fascinatie voor de muziek vandaan komt en hoe die doorwerkt in alles wat jij ziet, hoort, zegt en schrijft. De vraag hoe proza en poezie elkaar naderen en in elkaar overgaan, interesseert mij omdat het ook raakt aan grensgebieden tussen filosofie en literatuur, kunst en spiritualiteit, wetenschap en religie. Hier ligt volgens mij ook het geheim van de mooiste boeken die ik gelezen heb. Ik denk dan weer aan Gapende Hoogten van Aleksandr Zinovjev. Dit lijkt een fragmentarisch werk omdat er voortdurend geswitcht wordt van wetenschappelijke naar narratieve stijlen van schrijven. Als je het herhaaldelijk leest, zie je dat het werk door en door samenhangend is. Het mooiste zijn de gedichten waarin er regels zijn waarin hij even zijn ironische afstand laat varen en een diepe essentie laat oplichten. Als we weer gaan wandelen, dan zal ik een paar van die schitterende gedichten uit mijn hoofd aan jou voordragen.
BeantwoordenVerwijderenTot snel en amicale groet van Martien.