maandag 17 juni 2024

Poëzie heeft proza nodig - Peinzen over Tosca van Maud Vanhauwaert

Muziek is in romans vaak een thema. Alleen is het zelden een dominant thema. Uitzondering is bijvoorbeeld Murakami. Maar verder beperken romanschrijvers zich tot terloopse meldingen van muziek. In mijn vorige blog in deze serie besprak ik Librisprijswinnaar Rob van Essen, die het in zijn bekroonde roman nauwelijks over muziek heeft. Misschien kwam mijn idee dat de roman muziek op afstand is, in vergelijking met de echte muziek, namelijk poëzie, wat geforceerd over. Aan de andere kant: is dat niet juist eigen aan dit genre, dat dingen een beetje uit hun proporties zijn gerukt? Ik denk aan Rabelais, die dat heel vet aanzet, met wat de Russische filosoof Michail Bachtin 'grotesk realisme' noemde. Via de geforceerd aandoende proporties krijgen we aandacht voor grenzen, overgangen, bewegingen, waar eerst alles statisch leek.

Bachtin had een uitgesproken negatieve kijk op poëzie. Woorden kunnen pas opgaan in poëzie, zei hij, wanneer ze ontdaan worden van hun geheugen. Ze krijgen een volslagen nieuwe betekenis. In proza spelen de betekenissen van woorden altijd een rol, al krijgen ze ook daar een nieuwe betekenis, zoals überhaupt in elke situatie, omdat de telkens andere context bij die betekenis altijd meespeelt.

Dat maakt de situatie complex. De betekenissen blijven als een soort echo's aan de woorden plakken, en gaan in de taal ook steeds weer nieuwe verbindingen aan, de zogenaamde 'dialogische relaties'. Dat maakt het proza dan wel weer geschikter dan poëzie voor de vermenigvuldiging en intensivering van deze relaties. Vergeten betekenissen kunnen in proza ineens weer opduiken zonder dat ze van buitenaf worden ingebracht, de taal gaat als het ware zelf spreken, als ze dat niet al die tijd al deed.

Als je het over echo's hebt zou je zomaar dit creatieve element van de taal kunnen vergeten, het ontstaan van nieuwe betekenissen uit het samengaan van vergeten betekenissen. Misschien kun je deze complexiteit het beste op het spoor komen wanneer je in je roman het sterven en ontstaan van nieuw leven dicht bij elkaar brengt. En wanneer je het vergeten aanjaagt met poëzie, waarbij alles lijkt te draaien om het materiële en muzikale element van de taal.

Een voorbeeld van zo'n experiment vinden we in een andere kandidaat voor de Librisprijs van afgelopen jaar, Tosca van Maud Vanhauwaert. In deze roman zijn de doden nooit ver weg, een verongelukte broer, een studente die er liefst niet meer wil zijn. De taal krijgt er een minimale gestalte, die van het zwijgen, de minimale gebaren, die tegelijk veelzeggend blijken. Het lijkt in deze roman ook alsof het voortbrengen van nieuw leven moeizamer gaat, verbeeld in de pogingen om zwanger te raken en de zwangerschap tot een goed einde te brengen.

Er bestaat haast geen roman zonder 'realisme', de achtergrond van sociaal geweld die de plot op gang houdt en de taal buiten zichzelf richting de betekenis lijkt te dwingen. Hier kan de poëzie functioneren als tegenkracht, de betekenis van de 'realiteit' is nooit evident, zelfs niet bij alle draaiingen van de plot, het kan altijd zijn dat de dingen anders gebeurd zijn of zelfs helemaal niet, dat ze alleen in de taal hebben bestaan. Dat kan natuurlijk ook weer gewoon verteld worden, maar effectiever is het om het proza te onderbreken met poëzie. Vanhauwaert doet dit van nature, ze is dichteres en heeft de overgang tussen poëzie en proza vanuit de poëzie voltrokken.

Er bestaat haast geen proza zonder filosofie, zonder verwoording van wat in de poëzie toch mysterie blijft, waardoor je het vergeten niet alleen beleeft als het vergeten van de woordbetekenissen in de poëzie, maar ook als het vergeten van de poëzie zelf. Daarom kan de filosofie in deze constellatie nooit meer (of minder) dan tegenspraak zijn. In deze roman is dit verbeeld in het beroep van de ik-figuur, docent vertalen, in deze roman vooral van poëzie. Poëzie, zo wordt ergens in deze roman gezegd, is de taal in zijn onvertaalbare vorm, het is onmogelijk om poëzie te vertalen. Dat valt alleen uit te leggen als je je in de situatie van uitlegger bevindt, dat wil zeggen als docent of als schrijver van proza. De studente verwoordt het tegen de docente als volgt:

(Misschien is poëzie zelf al een bijna onmogelijke vertaling van het onuitspreekbare. De poging om poëzie te vertalen is bijgevolg bij voorbaat al mislukt. En misschien schuilt in die bij voorbaat mislukte poging wel de schoonheid van uw vak.)

Let wel, de schoonheid komt voort uit de mislukking die aan het licht wordt gebracht, in die mislukking kunnen docent, vertaler, proza en poëzie elkaar vinden. Ook raken we langs die weg aan het onuitspreekbare, als de essentie van de poëzie. Langs die weg, dat wil zeggen inclusief de inspanningen van de docent en de quasi-filosofische taal van het proza.

Ik vraag me af of er iets van dit boek zou overblijven als het pure poëzie was geweest, zonder de plot en al die inzichten. Daarmee zou ik mezelf verraden als filosoof die poëzie leest, die dichter bij het onuitspreekbare wil komen. Zoals gezegd, Vanhauwaert gaat de omgekeerde weg, ze onderzoekt het proza vanuit de poëzie, misschien wel om een intern verband tussen beide genres op het spoor te komen. Zoals proza op een zwakke manier verwijst naar het sterke verband tussen poëzie en het onuitspreekbare, zou poëzie een genre nodig kunnen hebben waarin het mislukt, waarin het zichzelf als mislukking aan het licht kan brengen. Geen poëzie zonder proza dus.

Het kan haast geen toeval zijn dat de ik-figuur door haar afkomst verbonden is met Rusland, met name met Andrej Sinjavski. Lang geleden zag ik Sinjavski op tv vertellen over Dostojevski, in bewoordingen die me aan Bachtin deden denken. In Rusland liggen mislukking en onmogelijkheid aan de oppervlakte, dood en leven lijken er in elkaars verlengde te liggen. Het is een cliché dat literatuur in Rusland een sterk existentiële betekenis heeft, omdat leven en dood bij het schrijven en uitgeven in het geding zijn.

Lezend in de roman Tosca lijkt er toch zoiets als een minder gangbare betekenis van dit existentialisme boven te komen drijven. Russische literatuur bloeit op bij de ervaring van het onmogelijke, maar deze ervaring is in Rusland zelf zo goed als onmogelijk. Sinjavski verhuisde naar Parijs. Zijn tv-optreden deed hij in een serie programma's over literatuur van filosofe Julia Kristeva, toevallig of niet ook een belangrijke schakel in de verspreiding van de ideeën van Bachtin in het Westen. Met andere woorden, waar de poëzie maximale intensiteit opzoekt, de intensiteit van leven en dood, zoekt het proza juist de verzwakking van de taal op, de echo's van dood leven en de aankondigingen van nieuw leven.

Je hebt een zekere afstand nodig, afstand tot de intensiteit, tot muziek in zijn meest intense vorm, om die muziek überhaupt te kunnen horen. Muziek van een afstand.

Andrej Sinjavski (1925-1997)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Vestdijk en het ritme

Waarom zou je niet schrijven over muziek? Zo geformuleerd ontwijk je de vraag die meer voor de hand ligt, en waarop je waarschijnlijk reagee...