Prokofjev werd op de radio ingezet, en het bleek Yuja Wang te zijn. Begrijp me niet verkeerd, het was niet zo dat de pianist Prokofjev niet aanvoelde. Het is zo moeilijk om oordelen te vermijden als je over kunst schrijft. Bij Yuja Wang denk ik aan een vriend die me het Youtube-filmpje stuurde, en aan Nietzsche die zei dat je naar het beeld van een mooie vrouw toch moeilijk kunt kijken zoals Kant denkt dat we kijken, namelijk zonder belang (Interesse) in het bestaan van ons beschouwde object.
Interessant is het moment voordat ik opzocht wie hier de uitvoerder was. Wat ik hoorde was het langzame middendeel van de achtste pianosonate, met die mooie melodie. Geleidelijk ontvouwde zich het vertrouwde miniatuurlandschap met stemmen die deze melodie van onderen en van boven omspeelden. Wat me nu opviel was dat de melodie behoorlijk hard werd gespeeld, je zou bijna zeggen mannelijk. Daardoor raakte een ander effect van dit muziekje naar mijn gevoel ondergesneeuwd, namelijk het koortsachtige. Prokofjev verstaat misschien nog beter dan Sjostakovitsj de kunst om gewone noten te kiezen, en dan hier en daar een beetje af te wijken, met een sterk gevoel van dosering en lichte vervreemding. Je waant je in een besneeuwd Russisch bos, in de verte brandt zwak een lichtje, je verheugt je op het moment dat je in een warm bed valt en dat iemand (niet per se Yuja Wang) je een warme grog komt brengen.
Ik raak nu in een ander soort vervreemding. De melodie wordt zo nadrukkelijk gespeeld dat ik bijna wordt gedwongen om mijn afstand te verlaten, mijn muziek van een afstand. Ook sta ik dus op het punt om te oordelen, zo van 'hè wat is dit overdreven!' of à la Diskotabel 'het zou me erg verbazen als dit Richter was'. Maar ik heb er een groot vertrouwen in dat muziek altijd sterker is dan het smaakoordeel, sterker ook dan ons testosteron. De eerste reddingsboei werpt Biëlla Luttmer me toe, met haar bejubeling van een recital door Yuja Wang. Luttmer is een vrouw, en signaleert slechts terloops de gewaagde kleding van Wang. Daarnaast wijst ze op de virtuositeit en vooral de energie van haar spel. Energie die energie oplevert.
Ik meet de afstand tot mijn gedachten bij Mustonen en de Scythen die Prokofjev meetrok, een paar jaar terug hier in Arnhem. Verrek, dacht ik, wat ik zojuist had gehoord had ook van Mustonen kunnen zijn! Die scherpe melodielijn, andere stemmen fluweelzacht eromheen draaiend... Waarom had ik daar niet eerder aan gedacht? En waarom voelde ik destijds bij Mustonen niet die ergernis? Is er soms iets in mij veranderd? Of is de ene stijl de andere niet, en is de afstand tussen Mustonen en Wang onmetelijk ondanks hun voorkeur voor een sterk benadrukte melodielijn?
Mijn hele project draait zich langzaam vast. We belanden in een crisis. Ik was op zoek naar de afstand tussen mij en de muziek, 'muziek van een afstand'. Ik bots nu op een spiegel en zie ineens de ontdekker, de graver, de man die wil doordringen tot de kern. Wat is het mysterie van Yuja Wang en hoe kan ik dat ontrafelen? Wil ik dan soms met die kern versmelten en verlang ik dit van deze muziek? Gesublimeerd eventueel tot graalmotief waarbij altijd staal meeklinkt, het staal van de bewerking... En dus van het smelten, versmelting als stadium van de arbeid die resulteert in gevormd staal, staal van werktuigen of wapens. Geen afstand kortom, intimiteit overal waar je kijkt, onderdompeling.
Ik draai terug naar Kant. 'Geen belang', zegt Kant, geen belang bij het bestaan van dat object. Het is er gewoon, en juist daarom kan ik er een smaakoordeel over hebben. Van een afstand. Agamben betoogt dat dit smaakoordeel in essentie hoort bij de 'mens zonder inhoud'. De muziek is verdampt. Toch zoekt Agamben steun bij Kant, en wel bij zijn mysterieuze formulering dat het bij kunst gaat om een 'doelmatigheid zonder doel'. Je bevindt je als het ware in een afstand, je doorkruist die, maar met een vrijheid die door het doel niet beperkt wordt, en de weg vrijmaakt voor andere doelen.
Het zijn opnieuw mijn oortjes die de vrijheid symboliseren van mezelf als toehoorder. Ik hoorde de muziek voordat ik las dat het Yuja Wang was. Ik lag thuis op de bank, en hoorde Prokofjev voor het eerst zonder de fantasie van het Russische bos en de grog. Ik aarzel zelfs om te zeggen dat ik deze muziek mooi vind. Mooi en subliem (erhaben), dat verschil is in de muziek na Kant betekenisloos geworden. Irritatie, nostalgie, onbestemdheid, opwinding, kalmte, er ontstaat een polyfonie van lichte emoties die niet duidelijk in een bepaalde richting wijst. Het is wellicht Prokofjev, of toch Yuja Wang. Wat maakt het ook uit.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Muziek binnenstebuiten
Leuk is het programma Binnenstebuiten, zo net na het eten. Al meteen hoor je die leuke begintune met dat hoketusritme. De onderwerpen worden...
-
Deze blogs zijn muziek, maar wel een speciaal soort muziek. Het moet te maken hebben met mijn ervaring van vroeger, toen ik een paar maanden...
-
In de Volkskrant vind ik een mooi staaltje muziek van een afstand in de columns van Valentina Tóth. Zij is cabaretier maar presenteert zich ...
-
Wat ik hier zeker ook probeer te doen is achterhalen waar de titels van mijn blogseries op slaan (als ze al ergens op slaan). Ze zijn min of...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten