zondag 5 januari 2020

Troost voor verlies van de verte - Benjamin toepassen op de muziek

In zijn recente boek Studiolo ('Studeerkamertje') bespreekt mijn filosofische held Agamben schilderijen. Steeds belicht hij die vanuit weer een andere invalshoek. Bij een volgeling van Heidegger (en dat is Agamben) verwacht je dat ergens de boerenschoenen van Van Gogh opduiken, die Heidegger belicht in zijn Ursprung des Kunstwerks. Bijna goed! Het gaat om de klompen die Jan van Eyck heeft geschilderd in een hoek van zijn Portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw. Agamben neemt niet eens de moeite om het schilderij in zijn geheel erbij af te drukken, alsof hij wil zeggen: kijk maar eens naar die klompen, en als je zonodig dat hele schilderij wil zien, google dan maar gewoon.

Agamben is in zijn bespreking in discussie met de kunsthistoricus Daniel Arasse, Le détail - Pour une histoire rapprochée de la peinture (1992). Ik moet meteen denken aan de stukken van Wieteke van Zeil in de Volkskrant, waarin zij een detail uit een schilderij bespreekt. 

De klompen... het lijkt op zichzelf al een parodie op Heidegger. Het wordt nog een tikkie erger. Agamben haalt niet Heidegger erbij, maar de filosoof die hij weleens omschreef als 'antigif' voor Heidegger, namelijk Walter Benjamin. Een hoop mensen in de wereld van filosofie en kunsttheorie kennen diens essay over de reproduceerbaarheid van het kunstwerk. Het gaat over het 'verlies van de aura' door de uitvinding van de fotografie. Nu begreep ik zelf eigenlijk niet goed wat die aura nu betekende. Agamben citeert Benjamins korte uitleg 'de unieke verschijning van een verte'. Het gaat dus om afstand, afstand die ineens opduikt als we naar een kunstwerk kijken. Die verdwijnt dus met de fotografie. Alles wordt scherp en dichtbij.

Ik vraag me af of ik met de verwijzing van Agamben niet mijn eigen project beter kan begrijpen, de muziek op afstand. Gaat het mij om het verlies van de aura en de herwinning daarvan door de muziek op afstand te plaatsen? En hoe kunnen de klompen van Van Eyck ons daarbij helpen?

Zoals altijd probeer ik de redenering van Agamben te begrijpen door te zoeken naar een beslissend stukje tekst. In feite, realiseer ik me, ben ik op die manier ook al een detail aan het uitlichten uit de context, het is een procedé waarmee ik de afstand al dreig te verliezen waardoor de tekst van Agamben voor mij gezag heeft. Ik ben de tekst aan het 'bemeesteren' (padroneggiare). In de context van zijn bespreking van het schilderij spreekt Agamben zelfs van pornografie. Daar gebeurt namelijk hetzelfde. Iets wat niet bedoeld is om te laten zien ga je toch bekijken door het detail uit het geheel te lichten. Pornografie is een reactie, zegt Agamben, op het verdwijnen van de ervaring en intimiteit van de verte. Je probeert jezelf daarvoor te troosten door violentemente de zaken dichterbij te halen.

Nu hoeft dat op zichzelf geen ramp te zijn, hadden we al gezien. Agamben legt uit dat je ook de pornografie 'in God' kunt zien, en waarom dan ook niet een foto of de klompen van de man in het portret van Van Eyck? Met het zien van dingen 'in God' verwijst Agamben naar zijn filosofische held Spinoza. De verte is een voorwaarde om dingen te zien sub quadam aeternitatis specie, 'op een of andere manier vanuit het aspect van de eeuwigheid'.

Agamben komt uit bij de mogelijkheid het detail terug te plaatsen in zijn context waardoor het zijn verte herkrijgt. Dat is natuurlijk ook wat Van Eyck zelf moet hebben gedaan. Om de klompen te kunnen schilderen moet hij er goed naar hebben gekeken, in detail. Die geobserveerde en gedetailleerd geschilderde klompen staan in de linkerbenedenhoek van het portret. De analogie doortrekkend zou je kunnen zeggen: de pornografie maakt deel uit van een groter geheel, een samenleving die anders naar het lichaam kijkt dan vroeger. Willen we onze samenleving beter begrijpen, dan moeten we ook de pornografie beter begrijpen. Een moeilijke beweging, omdat je in dit geval twee ogenschijnlijk tegenstrijdige zaken moet verenigen: de blik op het detail als gewelddadige losmaking uit het geheel, en de blik op deze losmaking als deel van datzelfde geheel.

Oké, alsof dat al niet moeilijk genoeg is, nu toch maar die kwestie van de muziek. Misschien moet ik het niet te ver zoeken, en gewoon luisteren naar wat nu opstaat. Sinds enkele weken heb ik twee Sonos-speakers neergezet, en de hele kerstvakantie heb ik hier klassieke muziek zitten streamen.Hier voor me ligt mijn mobiel die ik met de Sonos-app kan gebruiken als afstandsbediening. Het equivalent van de fotografie is misschien die scherpe weergave van de muziek waarmee we reageren op het verlies van de verte.

Hoe zouden we deze bemeestering kunnen bezien of beluisteren sub specie aeternitatis? Helaas bespreekt Agamben nooit muziekwerken, en ik probeer in een ander project meer vat te krijgen op zijn voorstel om de muzische kunsten te hervormen. Agamben vindt dat nodig omdat de muziek tegenwoordig alles doordringt, overal opduikt. Het is dus niet zozeer het detail en de reproduceerbaarheid, maar vooral de alomtegenwoordigheid. Je zou bijna zeggen: eeuwigheid. Maar dat is toch niet het geval. Doordat een bepaalde vorm van muziek overal te horen is, is de muzische werking van die muziek verdwenen. Of wellicht andersom: doordat de muzische werking is verdwenen, omringen we ons overal met muziek, oneindige streaming, zonder te luisteren, muziek om ons te troosten voor dat verlies.

Misschien helpt hier in dit speciale geval wel juist de schilderkunst, omdat deze wel muzisch is, maar geen muziek. De klompen staan daar in stilte, en we stellen ons voor hoe ze daar weer op de tegels klakken als Giovanni ze aantrekt en wegloopt. We gaan het geluid weer horen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Het geluk van de film Maestro

Wat ik hier zeker ook probeer te doen is achterhalen waar de titels van mijn blogseries op slaan (als ze al ergens op slaan). Ze zijn min of...