woensdag 19 maart 2025

De essentie van muziek op afstand

Weet je wat, ik had ineens de volgende gedachte. Ik zit hier in deze serie nu wel de afstandelijke uit te hangen, de man die nooit tot de kern van de muziek wist door te dringen, altijd afstandelijk bleef. Maar alleen al vandaag hoorde ik op de radio - op de radio! - weer zoveel tekenen van muziek op afstand, dat ik me enerzijds schaamde (wat ik altijd al doe, gezien mijn afstandelijke verhouding tot de muziek), anderzijds verwant voelde met al die mensen, of al die radioprogramma's, whatever, waardoor we zoiets ervaren als een gezamenlijke ervaring van muziek. Op een bizarre, hoogstwaarschijnlijk onbedoelde manier, voelde ik me opgenomen in zoiets als een Gesamtkunstwerk, een gezamenlijke ervaring die je met een beetje goede wil muzikaal zou kunnen noemen, al is het dan niet de muziek als muziek, maar muziek van een afstand.

Een paar ervaringen om mijn ervaring te illustreren.

De educatie. Veel muziek wordt uitgevoerd of gekozen om mensen te verleiden of een beetje streng toe te spreken, strengheid als pose, die door de toegesprokene snel wordt doorzien, en zelfs deels wordt opgeëist, opdat de toegesprokene een welwillende, positieve verhouding tot die muziek gaat innemen. Zo werd ik ooit opgevoed met de Danse macabre door meester Alberts op de lagere school, en met de Bolero. In de brugklas werd ik met mijn klas door leraar Jef Somers gevraagd om het aantal paukenslagen te tellen in een stuk Mozart. Op de radio worden we nu ook voortdurend opgevoed met stukken zoals die Danse macabre en de Bolero.

De democratie. We kunnen wel muziek willen spelen en hopen dat die wordt beluisterd, maar wie zijn wij? We zijn op een of andere manier, linksom of rechtsom, afhankelijk van de goodwill van het volk, whatever that may be, van de mensen die hun goedkeuring, steun of geld willen geven aan de muziek. Dat brengt die muziek op afstand, we moeten vooral zorgen dat die muziek overeenkomt, misschien niet met de smaak of voorkeur van het volk, maar wel met de keuzes van dat volk, die worden voorgevormd door alles wat er op de radio komt, wat ze gewend zijn etcetera. We kunnen mensen willen verheffen, maar die verheffing heeft zijn tegeneffecten, je bent elite, en dat kan zomaar worden geassocieerd met woke of met arrogantie.

Tot zover geen schokkende feiten, of misschien wel schokkend maar niet onbekend. We zijn ze gaan ervaren als open deuren.

Anders is dat misschien met de tendens in de muziek zelf om tot de kern door te dringen, laten we zeggen de experimenten rond de wisseling negentiende-twintigste eeuw, met Schönberg. De kern van de muziek, wat is dat? Is het de klank? Of de zwaartekracht? Is het de verhouding tot de directe ervaring? Tot op welke hoogte staan we toe dat het getal de organisatie van de klank bepaalt, of de techniek? Allemaal kwesties die de muziek filosofischer hebben gemaakt, het maken en beluisteren van de muziek hebben doorgesluisd naar basisvragen, fundamentele kwesties. Daar is zoals je kon verwachten weer een reactie op gekomen, muziek moest weer terug naar natuurlijke grondtoonverhoudingen, naar wat mensen spontaan kunnen volgen, zoals in de minimal music, waarin met herhalingen de veranderingen worden vertraagd zodat we ze beter kunnen volgen. Terug naar dit, terug naar dat, in essentie was dit een afrekening met de idee van progressie die zich al aankondigde met het neoclassicisme van zeg maar Stravinsky.

Wat in al die ontwikkelingen op afstand lijkt te raken is de onderneming om de muziek als zodanig op te zoeken, de essentie van de muziek. Of misschien kunnen we het beter zien als een paradox: hoe meer we de kern van de muziek opzoeken, hoe verder we ervan verwijderd lijken te raken. Met Schönberg bewoog de muziek zich in de richting van de juiste structuur van vastliggende elementen (de twaalf tonen), daarna werd de structuur weer steeds meer bepaald met allerlei diverse, niet vooraf vastgelegde elementen. Je zou dit kunnen zien als radicalisering, maar tegelijk ook als het loslaten van de vastgelegde essentie van de muziek.

Het werd weer onhelderder wat die essentie was. Cage kon zeggen: muziek is zelf een opvoedingsmiddel, met muziek leren we om 'gewoon stil te zitten en te luisteren'. Dit kon je op twee manieren opvatten: alle klanken zijn muziek, de gecomponeerde muziek brengt ons in de richting van de klanken zoals ze klinken, maar ook: gecomponeerde muziek is niet de echte muziek, want daarmee willen we de klanken nog teveel naar onze hand zetten. Zo ontstaat er toch weer afstand tot de essentie. De gitaarsymfonieën van Glenn Branca zijn ook klanken, maar Cage kon er niet tegen.

Mijn ervaring van muziek van een afstand is dus meer dan mijn handicap, meer dan een tijdsverschijnsel. Het raakt aan de essentie van de muziek, er is een structurele onhelderheid in het spel. Deze verdient het om te worden overdacht. We moeten vooral voorkomen dat mijn muziek van een afstand zelf tot essentie wordt verklaard. Daarvoor zitten er teveel onhelderheden, paradoxen en tegenspraken in het fenomeen.

Zomaar wat eerste associaties om mijn begrip verder uit te werken:

De aura zoals beschreven door Walter Benjamin. Hij benoemt deze als 'ervaring van verte' die ingrijpend verandert door de techniek, de 'reproduceerbaarheid'. We hebben muziek steeds meer direct tot onze beschikking, ze klinkt in onze oortjes als we fietsen. Hoe intiemer, hoe minder verte, hoe minder aura, hoe minder intimiteit. Ziedaar de tegenspraak waarin de afstand gegeven is als verte. Je zou ook kunnen zeggen: we raken op afstand van de verte, muziek komt te dichtbij.

Fenomenologie. De hele idee van essentie is in de filosofie nauw verbonden met de waarneming. We hebben pas toegang tot de dingen zoals ze zijn via de manier waarop ze aan ons verschijnen. Bij verschijnen denken we als vanzelf aan de waarneming met de ogen, en pas in tweede instantie aan de andere zintuigen. Bij muziek gaat het uiteraard primair om het horen, maar daarnaast ook om het 'geraakt worden'. Bij geraakt worden lijkt de idee van afstand te worden uitgewist, er is geen afstand tot de muziek meer als je erdoor wordt geraakt. Maar is 'geraakt worden' niet een metafoor, omdat dit woord eerder lijkt te verwijzen naar een ander zintuig, het gevoel, de tast? Zo roept de centrale uitdrukking voor de essentie van muziek direct of indirect de problematiek op van de sensus communis, het gemeenschappelijke van onze vijf zintuigen. Hoe kunnen we via het horen, en niet te vergeten via de taal, doordringen tot de essentie van de muziek?

Poëtica.Muziek is - niet te vergeten - een kunstvorm, bezorgd door een van de negen muzen die rond de Helicon dansen. De kunst kan ons raken, maar is ook een manier om dingen te zeggen die we niet op een andere manier kunnen zeggen. Zo gezegd is het hetzelfde als literatuur. Maar muziek is geen literatuur. Maar ook weer niet niet. Het duidelijkst komt deze wringende, moeilijk te ontwarren relatie tot de literatuur naar voren in de verhouding tussen instrumentele muziek en zang. Maar ook zonder zang kun je instrumentele muziek opvatten als een manier van zingen. Mijn pianoleraar probeerde me op mijn instrument te laten zingen, wat maar matig lukte. Tegelijk houd ik wel van literatuur, en kan ik de muzikaliteit in literatuur waarderen. Zo kunnen we in de studie van literatuur zoeken naar de muzikaliteit, maar tegelijk ook naar de afstand die daarin ligt besloten.

Nog een vierde associatie: ik zou mijn blogs kunnen teruglezen, het zijn tamelijk intuïtieve overdenkingen over muziek van een afstand, de ene keer iets filosofischer dan de andere. Ik ben duidelijk op zoek naar een taal waarmee ik op mijn fenomeen (als het al een fenomeen is) kan afstemmen. 'Afstemmen', zie je, alweer een metafoor die misschien meer is dan een metafoor.

Kortom, werk aan de winkel. Reacties natuurlijk welkom, maar beschouw mijn blogs zeker ook als reacties op wat ik van mijn vrienden, jullie, al heb gekregen aan ideeën en ervaringen.


 

zaterdag 25 januari 2025

Niet meer dan een droom - Richard Powers over zwarte musici

Zingen is niet mijn ding, en daarom alleen al identificeer ik me makkelijker met de pianospelende broer in de roman The time of our singing (2003) van Richard Powers. De andere broer, de zanger, is de meest begaafde. Complicatie: de broers zijn zwart. Dat is in notendop de hele roman van 843 bladzijdes die ik las in vertaling. Het boek leek me een uitgelezen kans om een nieuw aspect te verkennen van mijn idee 'muziek van een afstand'. De roman van Powers gaat minder over afstand, althans op het oog, en meer over de tijd. Zeker in de titel van de vertaling, Het zingen van de tijd. Kijk, nu heb je alweer een complicatie minder. Het zijn niet wij die zingen maar de tijd, en die is niet per se zwart.

Powers vind ik een geweldige schrijver omdat hij zo'n interesse heeft in muziek, maar ook omdat hij die steeds weet te koppelen aan andere grote thema's, kunstmatige intelligentie, politiek, klassieke mythes. Omdat hij zelf in zijn jeugd behoorlijk veel muziekonderwijs genoot (inclusief zang), heb je het gevoel dat hij weet waarover hij het heeft. De titels en technische details vliegen je om de oren. Daarnaast is hij voor mij een typische Amerikaan in de zin dat hij niet alleen een brede belangstelling heeft maar deze ook voortdurend uitbreidt. De mens moet de uitdijende kosmos imiteren, een boek moet gaan over de hele twintigste eeuw en over alle levensgebieden. Episch. Het heeft zeker ook te maken met de plaats waar Powers zijn jeugd doorbracht, Bangkok, waar zijn vader een aanstelling had aan de International School. Richard kon ongehinderd zijn eigen weg gaan en kon naar Amerika kijken met de niet-bekrompen blik van een Aziaat en - omdat hij later ook een aantal jaren in Nederland woonde - van een Europeaan.

Misschien is de grootste sprong voor zo'n wereldburger met brede interesse wel het schrijven over de zwarte medemens. Je kunt het nooit goed doen. Zwarten tellen volop mee, maar in de harde realiteit betekent dit dat hun zwart-zijn er niet toe mag doen. Als ze dan weer de strijd aangaan, kunnen ze die nooit winnen en zijn ze veroordeeld tot een bedreigd en tragisch bestaan. Nu vindt Powers de tragedie een zeer aantrekkelijk perspectief. Zie ook zijn roman Orfeo (2014) die ik al besproken heb. Ook over een musicus, een componist, maar een die achtervolgd wordt door de FBI en uiteindelijk niet kan ontsnappen. Volg je dit tragische spoor ook bij een roman over zwarten, dan zeg je eigenlijk dat er voor hen geen toekomst is. Kortom, Powers heeft het zichzelf niet makkelijk gemaakt in zijn epische roman The time of our singing.

Critici zijn in het algemeen lovend over Powers, maar zeggen er wel vaak bij dat hij zijn karakters niet erg uitdiept. Het zijn net geen mensen van vlees en bloed. Hans Bouwman in de Volkskrant in 2004:

'Powers' cerebrale opstelling heeft echter ook nadelen. Zo zijn de personages wel heel nadrukkelijk pionnen in een intellectueel schaakspel, en nauwelijks figuren van vlees en bloed.'

Bij schaakspel denk ik meteen aan zwart en wit. Zou het effect van al die 843 bladzijdes uiteindelijk alleen maar de versterking van zwartwitdenken zijn? Dat zou toch erg jammer zijn. Waarom ik die recensie citeer is omdat het op een onbedoelde, rare manier een bevestiging is van mijn idee dat we hier iets kunnen leren van dat wonderlijke verschijnsel 'muziek van een afstand'. Muziek die zingt, al hebben we er geen echte mensen van vlees en bloed voor nodig, eerder een soort marionetten of schaakstukken.

De roman gaat niet alleen over de zwarte broers, ook over hun ouders. Vlak voor de oorlog ontmoet een gevluchte Joods-Duitse natuurkundige een zwarte vrouw uit Philadelphia. Ze hebben beiden een stevige muzikale opvoeding gehad, en besluiten hun zoons thuisonderwijs te geven en helemaal in de muziek onder te dompelen. Ze hebben daarbij ook een sociaal ideaal voor ogen. Als zwart en wit zo dol op elkaar kunnen zijn, moeten de zoons geen last hebben van hun kleur. Kleur speelt geen rol. En dankzij hun geweldige talent (bij Amerikanen moet dat talent ook altijd meteen volledig ongelimiteerd en superieur zijn) bereiken ze de Juilliard School en kan hun geweldige carrière beginnen.

Tijd voor het tragische moment. Steeds meer komen de broers erachter dat zwart wel degelijk een grote rol speelt in Amerika. Ze krijgen volop erkenning. Maar als Jonah eindelijk een rol aangeboden krijgt in een opera, is het wel De neger. Hier stuiten we dus op een metaverhaal, of op de ontdekking dat we de hele tijd al in een metaverhaal zaten. De opera probeert het verhaal te vertellen dat zwarte mensen te kampen hebben met tegenslagen, maar als ware helden die tegenslagen het hoofd kunnen bieden. Of het tragisch afloopt of juist op een overwinning maakt eigenlijk niet zoveel uit. Zwarten zijn helden, eigenlijk dé helden van Amerika. En de roman van Powers lijkt dat alleen maar te onderstrepen, hoe de roman ook verdergaat.

Jonah weigert de rol. Hij zoekt verder zijn weg in de muziek en in de wereld. Hij vlucht naar Europa en zoekt aansluiting bij de authentieke uitvoeringspraktijk die dan juist in zijn kinderschoenen staat. Zijn voorbeeld voor vertrek uit Amerika was Paul Robeson die in Oost-Europa werd bejubeld als symbool van antikapitalisme. Toch weer een marionet. Jonah is meer op zijn plaats in een zesstemmig koor in West-Europa met oude muziek. Muziek die geschreven is voordat de moderniteit op gang kwam, met zijn romantisering van de held en het ontstaan van rassentegenstellingen. Oude muziek is neutraal, relatief anoniem, uitgevoerd op festivals voor fijnproevers, veilig genoeg voor een zwarte Amerikaan.

Broer Joseph, de ik-figuur in de roman, blijft aanvankelijk in Amerika, wijkt uit naar de populaire muziek in een bar. Later gaat hij ook naar Europa en voegt hij zich als zanger bij het koor van zijn broer. Deze passage is voor mij erg boeiend. Hoe wordt een pianist zanger? Zijn je kwaliteiten als niet-zanger niet juist in het voordeel bij oude muziek? Geen keiharde volle toon, geen vibrato, geen theatraliteit. Op een bepaalde manier dus muziek van een afstand.

Maar het mag niet stilstaan, de roman ging immers over de tijd, de tijd in de zin van tijdperk en van de stromende tijd. Vader David was natuurkundige en gespecialiseerd in quantumtheorie. Hij kon je alles uitleggen over de niet-lineaire beweging van de tijd. In een roman klinken dat soort theorieën al gauw pretentieus, en gelukkig weet Powers het een beetje op de achtergrond te houden. Niettemin: wat bedoelt hij met de tijd in verband met het zingen?

Joseph verwoordt het zo:

'Als onze vader gelijk heeft gehad, dan stroomt de tijd niet, maar is hij. In een dergelijke wereld is alles wat we ooit zullen zijn of al zijn geweest deel van ons huidige ik. En omgekeerd moet ons huidige ik in een dergelijke wereld dat alles omvatten.' (p.822)

Het lijkt erop dat de broers alles moeten doorlopen, alles moeten meemaken, zich alles moeten eigenmaken. Niet alleen hun zwartheid, ook de witheid van hun vader. De tijd is een leerproces waarin het ik alles moet omvatten. Wat expandeert in de Amerikaan is het ik. We begrijpen nu ook waarom Powers wel over de zwarten moest schrijven. Als hij gelooft in de tijd volgens zijn personage, dan moeten Amerikanen zich verdiepen in de zwarten.

Toch zouden we deze roman denkelijk niet goed begrijpen als we alles erin terugvoeren op dat waanzinnige supertalent Richard Powers. Kan zijn dat hij zich overal in verdiept, maar als het hem zelfs niet lukt om echte mensen van vlees en bloed neer te zetten, dan blijven de echte mensen en de echte zwarten weliswaar deel van de wereld, maar komt er nooit een punt waarop je kunt zeggen: de tijd stroomt niet meer, de tijd is er, als een beeld dat alles omvat.

Daarom ben ik geneigd om die tijdsfilosofie een beetje tegen te spreken. Tegenwoordig ben ik iets meer aan het lezen in filosofen die het hebben over de ruimte. Als de tijd er is, en we kunnen de tijd nooit helemaal omvatten, dan komt dat misschien doordat we ons ergens bevinden, in de wereld. De wereld is wat ons omvat, het ik is in die wereld. Misschien schuilt hier ook de diepere betekenis van de allerlaatste bestemming van Joseph. Er was nog een jongere zus, Ruth, ook zwart, die een tijd had meegevochten in het zwarte verzet, van de Black Panthers. Ze verloor haar zwarte man bij een politieincident. Later leidde ze de basisschool van haar moeder waar broer Joseph na zijn omzwervingen ging meedoen als muziekleraar.

We komen aan het slot dus weer uit bij het aloude Griekse ideaal van Aristoteles: je kunt pas een goede burger van je land worden als je in je jeugd muziekopvoeding hebt gehad. Schijnbaar is de muziek op die scholen imperfect, Jonah begrijpt er aanvankelijk maar weinig van. Oké, je hebt het nodig om later de perfectie te zoeken. Maar de school als plaats waar het echte zingen gebeurt?? Hier zien we Powers op zijn best. Hij schrijft hoe de klas zingt onder leiding van Joseph, en hoe onverwacht Jonah binnenkomt en gaat meezingen. En Ruth doet ook mee, met een geïmproviseerde tegenstem:

'Ruths stem sneed door me heen als de dood zelf. Ongeloof, weeklacht: het enige antwoord op zijn hardnekkige hoop. Ik had hetzelfde gevoel als die keer dat ik haar in Philadelphia had horen zingen. Eindeloos doordrongen van haar verlies. Haar stem was ook in deze gebroken toestand mooi genoeg om te bewijzen dat de droom van muziek niets meer was dan dat.' (810)

Muziek is een droom, en daarom zowel meer als minder dan de hoop. Ze kan ook tegenstemmen omvatten, weeklachten, protesten. Droom is de ruimte of, zo je wil, de stilstaande tijd, of misschien ook de stromende. Na 843 bladzijden kun je zeggen: dat had je gedroomd, Powers, dat je zwart kon zijn.

The Black School – An experimental art school teaching radical Black  politics.

 

De essentie van muziek op afstand

Weet je wat, ik had ineens de volgende gedachte. Ik zit hier in deze serie nu wel de afstandelijke uit te hangen, de man die nooit tot de ke...