Als je voor muziek kiest, dan moet je dat voor de volle honderd procent doen. Dat zei de directeur van de muziekschool in Heerlen toen ik hem mijn dilemma voorlegde dat ik niet wist of ik theologie of conservatorium moest doen. Honderd procent, dat vond ik wat veel. Uiteindelijk koos ik conservatorium, maar meer om een goed verhaal voor mezelf te hebben als ik ooit spijt kreeg dat ik het niet had afgemaakt. Ik had het in elk geval geprobeerd.
Er zit vast iets in mij dat de honderd procent toewijding aan muziek in de weg staat. Soms ook denk ik dat er iets in muziek zelf zit dat ons op afstand zet. En om daarachter te komen moeten we soms de muziek opblazen, tot ultraproporties, totdat die muziek botst tegen de randen van het universum. Kiezen we kortom voor muziek, dan kiezen we niet voor alles, maar via het alles voor een leven waarin muziek niet alles is.
Zo zou je ook de roman van Richard Powers kunnen lezen, Orfeo (2014). De structuur die ik zojuist beschreef is misschien de natuurlijke beweging van de moderne Amerikaan. Hij gaat West, totdat hij op de oceaan botst en moet dan wel terug. Met een beetje geluk beseft hij in tweede instantie hoe waardevol alles is wat hij onderweg al was tegengekomen. Hoofdpersoon is componist Peter Els, die zijn vrouw en dochtertje ontvlucht als hij doorkrijgt dat muziek echt zijn ding is. Later, veel later komt hij terug bij hen, en realiseert zich dat het fout was om hen te verlaten. Het is te laat om nog huisje boompje beestje te spelen, maar het maakt veel goed dat zijn dochter hem een hond cadeau geeft, Fidelio.
Is de muziek daarmee op afstand gezet, voorgoed? Nee, dat nu ook weer niet. Op een of andere manier lezen we aan het leven van Peter het lot van de avantgardemuziek af. Die muziek rekende af met de afscherming en niet te stille zucht naar veiligheid van de Amerikaanse burger. Muziek moet je wakker schudden, je uit je veilige cocon halen en in contact brengen met het beste dat Dionysus en Apollo je te bieden hebben. De componist is de ultieme schepper, met zijn muziek kan hij de ordening van de natuur via resonanties overbrengen op lichamelijke receptakels en ongehoorde sensaties teweegbrengen. De muziek overstijgt ons en brengt ons in contact met een toekomst die ver voor ons uit ligt, waarin de mens zijn sporen kan nalaten alsof over vele milennia aliens of andere levende wezens nog toegang hebben tot wie we waren, en daardoor ontdekken wat onze ware rol in het universum is.
Niets benadert die orde van de levende natuur zozeer als ons dna. Het is dus niet erg ver gezocht dat Powers een verband legt tussen de componist en de bioloog alias scheikundige. Dat doet hij al in best veel romans, die ik eigenlijk nog niet gelezen heb, in een van de eerste daarvan haakte ik af. Er zit iets onaantrekkelijks en moeilijk begrijpbaars in die combinatie van dna en muziek. Dna is de schriftuur van het leven en op zijn manier wil de avantgardecomponist ons daarvan bewust maken. Maar het dna wordt verkend en bijgesteld in grote anononieme instituten, terwijl de componist nog steeds de individuele genius is die hij in de negentiende eeuw was.
Powers vindt zijn oplossing in het amateurisme. Zijn held gaat een beetje klooien met dna in zijn privé-laboratoriumpje, en sluit zich zo aan bij een serie componisten die zich lieten inspireren door Faust: Beethoven, Berlioz, Gounod, Liszt en noem maar op. Faust sluit een pact met de duivel, en moet uiteindelijk met zijn bloed betalen als de duivel zijn ziel komt halen. Op zijn manier moet Peter Els dat ook, wanneer de FBI hem achterna zit. De roman is een grote fuga (vlucht, achtervolging) en het slotakkoord laat zich raden.
Waarom heet deze roman dan toch Orfeo en niet Faust? Bij Orpheus denk ik aan de intrigerende romans van Louise Fresco, die er een politieke draai aan geeft, en eveneens in de weer is met dna-aanpassingen. Zeker, ook Peter kijkt achterom, maar verspeelt daarmee niet echt de terugkeer naar het leven met zijn geliefden. En ook Peter haakt steeds aan bij de politieke situatie van dat moment, die hij later vooral met meer distantie bejegent, als hij een opera componeert over het beleg van Münster in de zestiende eeuw, en door de ironie van de geschiedenis wordt ingehaald, als in de tijd van de opvoering ook het beleg van Waco plaatsvindt, met de suïciderende secte.
Het is niet de politiek die het probleem vormt van de roman Orfeo. Peter zoekt een verhouding tot de actualiteit door die steeds meer te ervaren als spanning tussen verleden en toekomst, zoals we ook bij politiek filosofe Hannah Arendt tegenkomen, en in de muziek bij Louis Andriessen, die altijd al durfde uit te wijken naar historische onderwerpen om iets in de actualiteit aan de orde te stellen. Het probleem zit in de ongeloofwaardigheid van de scheikundige hobbyist. Hieraan ergert zich bijvoorbeeld recensent Jim Holt van de New York Times. Zonder die dna-hobbyist was Orfeo een mooie roman geweest die tot het hart sprak. Nu is het alsnog een roman die de reputatie van Powers als cerebralist bevestigt. Het probleem Powers lijkt te schuilen in zijn obsessie om tussen dna en muziek een verband te zoeken waarmee hij de lezer emotioneel wil raken, en waarin hij alleen maar kan falen.
Nu vind ik falende literatuur niet per se oninteressanter dan geslaagde literatuur. Misschien beweegt Powers zich wel in een gebied waar we nog niet goed onze weg kunnen vinden. Ik vermoed dat het iets te maken heeft met het gevaar dat de componist opzoekt. De muziek vinden we niet meer gevaarlijk. Schönberg en zijn opvolgers probeerden dat gevaar weer op te zoeken. Het eindpunt was misschien wel de opmerking van Stockhausen dat de aanslag op de Twin Towers 'het grootst denkbare kunstwerk voor de hele kosmos' was. Hier kun je niet meer overheen, qua gevaarstichting, als componerende personality. De componist als gemankeerde terrorist. Maar in werkelijkheid is de componist niet gevaarlijk. Al bij Schönberg zelf zagen we de wending naar muziek die meer aansloot bij de voorkeuren van het grote publiek, en in de roman van Powers opent Steve Reich met zijn Proverb de toegang naar muziek waarbij je niet meteen aan gevaar en verontrusting denkt.
Het hobbyistische gerommel met het dna is ook niet echt gevaarlijk, want Peter zegt terecht dat de grote instituten en bedrijven veel effectiever gevaarlijk zijn dan hijzelf. Toch wordt hij vervolgd en die instituten niet. Hij staat dus ergens symbool voor. Voor iets dat we zowel tegenkomen bij de hobbyist als bij de componist. Laat ik eens een gokje wagen. Ik vermoed dat Powers ons wil duidelijk maken dat het leven twee gestalten kent, die hij symboliseert als dna en muziek. Tussen beide gestalten bestaat spanning, zowel continuïteit als breuk. De componist Peter Els zoekt - net als ongetwijfeld Richard Powers - naar een manier van leven waarbij hij beide aspecten zoveel mogelijk bij elkaar houdt. Ons leven moet in overeenstemming zijn met de geschiedenis en de kosmos. We zijn scheppers van mooie dingen, en om de dingen niet uit de hand te laten lopen moeten we ze dicht bij ons houden, in ons leven van alledag, zoiets.
Een teken dat we hiermee in de buurt van de ideeën van Wittgenstein zijn, is dat Powers de compositie Proverb van Steve Reich kiest als een soort omslagpunt voor zijn held Peter. In dat stuk klinkt een tekst van Wittgenstein, 'How small a thought it takes to fill a whole life!' Niet alleen minimal music, ook minimal philosophy. Je hebt maar een kleine gedachte nodig, en daar kun je een heel leven mee vooruit. Al die grootse drama's en gedachten (ik denk bijvoorbeeld aan Hegel of Wagner) halen ons weg uit ons leven. We moeten de muziek ont-dramatiseren, het spektakel ervanaf halen, en dan blijft er een dingetje over waarmee we wat kunnen spelen.
Het is dus de hobbyist die het gevaarlijkst is, met zijn spelletjes, gevaarlijker dan terroristen. Hij brengt mensen op het idee dat die grote instituten en bedrijven ons niets brengen, dat we onze miljarden er voor niets in stoppen. Je kunt met veel minder toe. Dat zou desastreus kunnen uitpakken voor de economie. Daarom moet de FBI achter Peter Els aan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten