Echt stil was het zelden in de stad, zelfs niet tijdens de lockdown. De Vijzelstraat is de koopgoot van Arnhem en daar bleef beweging. Toch kon je met een beetje fantasie de stilte horen zingen. En dat zingen kun je weer hoorbaar maken. Dat deden voor Wenen en andere steden onder meer Schubert en de vrouw van Mahler, op tekst van Richard Dehmel:
Liegt eine Stadt im Tale
ein blasser Tag vergeht;
es wird nicht lange dauern mehr,
bis weder Mond noch Sterne
nur Nacht am Himmel steht.
(...)
und durch den Rauch und Nebel
begann ein leiser Lobgesang
aus Kindermund.
Deze laatste regel is de reden dat ik mijn blog onderbreng in deze serie 'Muziek op afstand', en niet bij 'Ideeën'. Muziek op afstand zou je hier in overeenstemming met het gedicht kunnen brengen doordat de kindermond precies de nachtelijke stad bezingt, en bezingt door als het ware in die stad op te doemen uit de nevel.
Vanochtend werd in theater Focus in Arnhem de film De stille stad vertoond, van Tamara Laverman. Voor het scherm voerden pianiste Hanke Scheffer en mezzosopraan Berber Vis een aantal liederen uit die nauw verband hielden met het thema, waaronder dus dat lied van Schubert. Geen filmmuziek, maar een intrigerend samengaan van film en muziek. Je zou misschien eerder van een concerto moeten spreken, vergelijkbaar met de wedijver tussen solo-instrument en orkest waarbij de strijd wordt gedicteerd door harmonie, en de harmonie in die strijd wordt uitgedrukt.
In de zaal voelde ik me heen en weer getrokken tussen beide rollen, toeschouwer en luisteraar. Ik was er met mijn geliefde Inez, en had gekozen voor de derde rij, om vooral Hanke goed aan het werk te kunnen zien, die in onze huiskamer vorig jaar een uitvoering had gegeven. Door mijn keuze kwam het scherm wel erg dichtbij, en we hadden dus ook kunnen kiezen voor meer afstand om de beelden beter tot ons te laten doordringen. Zo namen Inez en ik dus ook deel aan de wedijver, met bijbehorende twijfel of we niet beter op een andere plaats hadden kunnen zitten.
Er was vooraf geen lijst uitgereikt met titels, en bij de beelden bleef open of het om Arnhem ging, en als de beelden in Arnhem waren geschoten, of het niet evengoed een andere stad had kunnen zijn. De camera zat vaak dicht op de dingen. Er traden neveleffecten op, geheel in overeenstemming met de tekst van Dehmel. Er werd een sfeer van onzekerheid gecreëerd of het lofgezang wel zou opklinken. Zeker, Berber Vis zong door, maar achter haar zang kon misschien een ander soort zang opkomen, de zang als het ware tussen de beelden en de muziek.
Tot op zekere hoogte hadden we te maken met toevalsoperaties. Cage mocht daarbij niet ontbreken, en fungeerde voor mij als een signaal dat mijn aandacht trok naar de bewegingen tussen de beelden en de muziek. Die waren grotendeels ongepland. De muziek was geen commentaar bij de beelden, en de beelden geen illustratie bij de muziek. Het was ook zeker geen Gesamtkunstwerk, er werd geen dramatisch verloop uitgebeeld en achter de diverse media zat geen genius die de boel vanuit een strikt plan controleerde.
Hoe nam ik verder deel aan dit gebeuren? Het wordt nog scherper als ik de tegenwoordige tijd gebruik. Dat ik deze blog schrijf is namelijk mede op instigatie van Hanke Scheffer. Ze stelde ons zelfs vrijkaartjes in het vooruitzicht als ik mijn blog zou schrijven. Daarmee hief ze een soort lofzang aan op mijn blog over haar huisrecital, waarin alles draaide om de 'onzichtbare stad' Argia, de stad 'Onwerkzaamheid'. Het is alsof Hanke wilde zeggen: Anton en Inez, let op, De stille stad is het vervolg op mijn huisrecital, opnieuw zul je moeten worstelen door de modder van de stad waar alles stil ligt, waar alle ingangen geblokkeerd zijn, zoals in het verhaal van Calvino en in het pianostuk van Ivo van Emmerik. En inderdaad, ook Emmerik kwam vanochtend langs, als componist van een van de liederen.
Niet dat ik me dit tijdens het concert realiseerde. Geen titels vooraf. Af en toe dacht ik: dit is Schubert, dit lijkt op Mahler, dit stuk herken ik van Bartók, en aha, dit is de pianobewerking van Liszt van het lied van Schubert. Maar tegelijk dacht ik: kom op Anton, er zijn geen titels uitgedeeld, maar daarom is het nog geen quiz. Houd je dus in, alle aandacht moet naar muziek en beeld. Je zou dit een moddereffect kunnen noemen, de muziekliefhebber die de plassen water omzeilt, of die gestoord wordt door zijn flarden kennis, flarden die op hun manier ook weer deel uitmaken van de nevel waaruit het lofgezang al dan niet oprijst.
Nu is de muziek weer op afstand en kan ik het denken weer op gang brengen. Ik hoop van harte dat dit ongeveer is wat Hanke van me vroeg. Hoe kan ik met een blog als deze deelnemen aan het spel dat er vanochtend juist om vroeg mijn zintuigen open te zetten en mijn gedachten op afstand te houden?
Een aanwijzing meen ik te vinden in de genius van de stadsfilosofie, Walter Benjamin. Een paar jaar geleden las ik zijn Passagenwerk, maar veel langer geleden had ik contact met filosofen die nadachten over de stad, de metropool met name, en wel de metropool in de nacht. De nacht is de tijd van de metropool. Alles is tot stilstand gekomen, er is alleen nog uitgaansleven (overigens niet uitgebeeld in de film van Laverman), de opbrengst van de arbeid wordt verspild in dans en drank. Je zwerft door de straten in een soort onderwereld, bevrijd van de banden van het sociale leven.
Benjamin zag deze (post)moderne ervaring rond 1850 ontstaan in de passages van Parijs. Hier bevonden we ons ergens tussen het huis en de buitenwereld. Nauwelijks waren de passages in gebruik genomen, of er verschenen plantenbakken en plantmotieven om de natuur binnen te halen. Misschien - denk ik nu - moeten de corona ook zien als natuur die de ruimte op de stad weer verovert, precies op het moment dat de stad zich het meest van de natuur loszingt. Ik zie de passages zeker niet als een sfeer van geborgenheid, zoals filosoof Sloterdijk die beschrijft. Het is de poging om het leven in zijn maximale samenhang te doordenken precies op de naden, waar ze het verst uiteen lijken te lopen.
Geluid, zo had ik na enig speurwerk gezien, is bij Benjamin de echo die klinkt als de passages alweer leeg zijn. Onze blik schiet heen en weer tussen de spiegelende ramen, en we horen onszelf vragen: wat is hier gebeurd? En die vraag is al een echo, een echo van wat er gebeurd is, en wat de vorm aannam van een vraag aan ons. Wat er gebeurd is is die vraag wat er gebeurd is: waar hebben we naar zitten kijken? Waaraan hebben we deelgenomen?
Als ik onderwereld zeg, dan denk ik vrijwel onmiddellijk aan de halfgod die bij de Etrusken tijdens lijkenspelen opdook, Phersu. Misschien heeft hij - samen met de eraan verwante naam Persefone - zijn letters of klanken verleend aan ons woord persoon. Het Latijnse persona betekent masker, en heeft alles te maken met het gezicht. Enkele dagen geleden nog lukte het de uitvaart van mijn vader te beschrijven in termen van een wedijver waarbij mijn vader omgetoverd werd tot een portret, onze manier om een geliefd persoon opnieuw welkom te heten, maar nu als dode.
Vanochtend liep het spel anders, al vanaf het begin. Zoals gebruikelijk zat de regisseur ergens in de zaal. Maar ook de musici waren onzichtbaar, althans met hun gezicht. Bij het binnenkomen van het publiek stonden ze met hun rug naar ons toe, hun gezicht van ons afgewend. Na afloop verdwenen de drie vrouwen naar de kleedruimte en lieten de bewonderaars in de hal lang op hen wachten. Geen gezicht, geen portret, geen persona.
Om de stille stad te bezingen, zo mogen we concluderen, moeten we iets in gang zetten waarbij de gezichten onherkenbaar zijn. Waarbij de typische kenmerken van de stad weggelaten zijn. Ook geen titels (hooguit na afloop, waarbij je moet raden welke titel bij welke muziek hoort, zoals bij een film). Of, zoals in het gedicht van Dehmel: '... es dringt kein Dach, nicht Hof noch Haus / kein Laut aus ihrem Rauch heraus / kaum Türme noch und Brücken.'
Hoe kunnen we nog leven als burgers van de stad? Wat hebben we nog met elkaar te maken? De economie zet alles in het werk om na het optrekken van de coronanevelen de straten te vullen met kopers, met geluid en prikkels. Zodoende wordt de lofzang uit de kindermond onhoorbaar. De stad zit vol herrie, er is zoveel lofzang dat we niets meer zien en horen.
Wat we nodig hebben is een stel leidsters die ons geduldig bij de hand nemen en een omgeving neerzetten, noem het een leeromgeving of een initiatieruimte, waarin misschien, heel misschien de lofzang uit de kindermond weer hoorbaar wordt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten