Bach is een allemansvriend. Je kan van hem houden als je protestants gelovige bent, maar dat hoeft niet. De Nobelprijswinnende Hongaarse schrijver László Krasznahorkai zet in zijn roman Herscht 07769 de leider van de plaatselijke neonazi's neer als Bachliefhebber. Dit terwijl de schrijver zelf zo van Bach hield dat hij zijn cellosuites wilde leren spelen. De ontheiliging van Bach door de neonazi wordt zeker wel gerechtvaardigd doordat de Bachliefde overgaat op de heilige gek Florian Herscht, de naïeveling die als kind door de nazileider uit een weeshuis was gehaald. Allengs ontdekt Florian de waarheid van Bach voor zichzelf, en rekent hij af met de booswichten.
De roman beweegt zich tussen heiligheid en ontheiliging. Heilig is Bach, zeker in het Thüringen waar hij vandaan komt. Maar alle gebouwen waar hij gewoond en gewerkt heeft worden beklad met graffiti. Die wordt in snel tempo verwijderd door de nazileider en zijn hulpjes, omdat ze Bach tot symbool van hun lokale witte superioriteit hebben gemaakt. Bach bevat alle mysteries, zeggen ze, maar de leider voegt toe: ook nog alle antwoorden. Zo wordt het een godsdienst.
Wel hebben de Boss (die leider) en zijn hulpjes bij het schoonspuiten ook de wolvenkoppen mee verwijderd. Ook die wolf is heilig, en wel in de dubbele betekenis van heilbrengend en bedreigend. En de mensen die de wolf op handen dragen vormen zelf ook weer een bedreiging voor die wolf. Zo breidt het heen en weer tussen heiligheid en ontheiliging zich uit. De onderzoekers willen weten of de wolf ook kan overleven als hij blind is. Daarom doen ze twee wolven blinddoeken voor, en maken die vast met sterke lijm. De wolven hebben daar geen zin in, en krabben zo lang tot die doeken loslaten. Maar daardoor, doordat die lijm zo sterk is, raken hun ogen beschadigd.
Het lijkt duidelijk dat we het antwoord van Bach, het antwoord dat Bach symboliseert, moeten zoeken in de blindheid. Dit correspondeert wel met een verhaal dat ik ooit las, in zo'n jeugdbiografie die mijn moeder voor mij uit de bibliotheek meebracht. De jonge Bach mocht niet bij de partituren van grote componisten die zijn grote broers gebruikten. Ze lagen achter tralies. Maar Bach sloop 's nachts stiekem naar die plek en schreef de partituren met het schaarse maanlicht over. Daarmee beschadigde hij zijn ogen, en op latere leeftijd werd hij blind.
De romanheld Florian heeft Bach voortdurend op zijn oortjes. Maar op een gegeven moment heeft hij die oortjes niet meer nodig, de muziek klinkt permanent in zijn hoofd. Dat stadium benader ik af en toe, als ik in mijn oortjes merk dat ik precies weet wat er gaat komen. Misschien moet je daar niet te ver mee doorgaan. Nu al zijn er nogal wat Bachstukken die ik stuk heb geluisterd, bijvoorbeeld de vioolconcerten.
Je zou ook kunnen zeggen dat ik het stadium heb bereikt dat Bach voor mij muziek van een afstand aan het worden is. Het raakte me, maar nu steeds minder. Er komt een tijd dat ik Bach zo verinnerlijkt heb dat ik hem niet meer hoor, of dat ik hem hoor maar dat hij me niet meer raakt. De roman van Krasznahorkai helpt me om dit stadium te bereiken door de muziek nauwelijks te beschrijven, maar te betrekken in een spel van heiliging en ontheiliging, van profanatie.
Moet ik dit proces duiden als verlies? Raken we Bach kwijt door alle geprofaneer, door de neonazi's van Thüringen met wie we liever niet geassocieerd willen worden? Als Bach het mysterie is maar ook het antwoord, het antwoord in de vorm wellicht van dat mysterie, moeten we deze consequentie voor lief nemen. Bach zit in ons, of we dat nu willen of niet, hij is een allemansvriend. We moeten ons laten meeswingen met de zinnen van Krasznahorkai. Of nee, zinnen... het boek is vormgegeven als één lange zin, als eerbetoon zou je kunnen zeggen aan Joyce en operazangeres Molly in Ulysses, maar zeker ook aan Bach. De zin is het symbool van heiligheid in het proza, en als je de punten vervangt door komma's doe je aan profanatie.
De meanderende taal van Ferscht symboliseert de stroom waarin we meegaan, met Bach, altijd, met alle helden en schurken die we onderweg tegenkomen. De plot is nogal barok, je zou kunnen zeggen te barok, maar het kenmerk van barok is dat het altijd teveel is, ze sleept ons mee naar het punt waarop ze ons niet meer raakt, maar waar we niet meer kunnen stoppen. Zo gezegd is het bijna weer jammer dat Krasznahorkai die prijs heeft gekregen, het wordt tijd dat we hem wat profaneren.
Op mijn manier doe ik dat door direct op te schrijven wat me invalt, zonder me te bekommeren om kwaliteit. Ik kijk het boek niet meer in om gegevens te checken, laat me leiden door associaties. Alles draait er om leegte en stilte. Bach symboliseerde die met zijn krankzinnige werkethos. Nooit een minuut ongebruikt laten, was zijn devies. Daarom dendert hij maar door, en horen we toch de leegte erin, onze leegte.
![]()