maandag 8 december 2025

De Bachroman van Krasznahorkai

Bach is een allemansvriend. Je kan van hem houden als je protestants gelovige bent, maar dat hoeft niet. De Nobelprijswinnende Hongaarse schrijver László Krasznahorkai zet in zijn roman Herscht 07769 de leider van de plaatselijke neonazi's neer als Bachliefhebber. Dit terwijl de schrijver zelf zo van Bach hield dat hij zijn cellosuites wilde leren spelen. De ontheiliging van Bach door de neonazi wordt zeker wel gerechtvaardigd doordat de Bachliefde overgaat op de heilige gek Florian Herscht, de naïeveling die als kind door de nazileider uit een weeshuis was gehaald. Allengs ontdekt Florian de waarheid van Bach voor zichzelf, en rekent hij af met de booswichten.

De roman beweegt zich tussen heiligheid en ontheiliging. Heilig is Bach, zeker in het Thüringen waar hij vandaan komt. Maar alle gebouwen waar hij gewoond en gewerkt heeft worden beklad met graffiti. Die wordt in snel tempo verwijderd door de nazileider en zijn hulpjes, omdat ze Bach tot symbool van hun lokale witte superioriteit hebben gemaakt. Bach bevat alle mysteries, zeggen ze, maar de leider voegt toe: ook nog alle antwoorden. Zo wordt het een godsdienst.

Wel hebben de Boss (die leider) en zijn hulpjes bij het schoonspuiten ook de wolvenkoppen mee verwijderd. Ook die wolf is heilig, en wel in de dubbele betekenis van heilbrengend en bedreigend. En de mensen die de wolf op handen dragen vormen zelf ook weer een bedreiging voor die wolf. Zo breidt het heen en weer tussen heiligheid en ontheiliging zich uit. De onderzoekers willen weten of de wolf ook kan overleven als hij blind is. Daarom doen ze twee wolven blinddoeken voor, en maken die vast met sterke lijm. De wolven hebben daar geen zin in, en krabben zo lang tot die doeken loslaten. Maar daardoor, doordat die lijm zo sterk is, raken hun ogen beschadigd.

Het lijkt duidelijk dat we het antwoord van Bach, het antwoord dat Bach symboliseert, moeten zoeken in de blindheid. Dit correspondeert wel met een verhaal dat ik ooit las, in zo'n jeugdbiografie die mijn moeder voor mij uit de bibliotheek meebracht. De jonge Bach mocht niet bij de partituren van grote componisten die zijn grote broers gebruikten. Ze lagen achter tralies. Maar Bach sloop 's nachts stiekem naar die plek en schreef de partituren met het schaarse maanlicht over. Daarmee beschadigde hij zijn ogen, en op latere leeftijd werd hij blind.

De romanheld Florian heeft Bach voortdurend op zijn oortjes. Maar op een gegeven moment heeft hij die oortjes niet meer nodig, de muziek klinkt permanent in zijn hoofd. Dat stadium benader ik af en toe, als ik in mijn oortjes merk dat ik precies weet wat er gaat komen. Misschien moet je daar niet te ver mee doorgaan. Nu al zijn er nogal wat Bachstukken die ik stuk heb geluisterd, bijvoorbeeld de vioolconcerten.

Je zou ook kunnen zeggen dat ik het stadium heb bereikt dat Bach voor mij muziek van een afstand aan het worden is. Het raakte me, maar nu steeds minder. Er komt een tijd dat ik Bach zo verinnerlijkt heb dat ik hem niet meer hoor, of dat ik hem hoor maar dat hij me niet meer raakt. De roman van Krasznahorkai helpt me om dit stadium te bereiken door de muziek nauwelijks te beschrijven, maar te betrekken in een spel van heiliging en ontheiliging, van profanatie.

Moet ik dit proces duiden als verlies? Raken we Bach kwijt door alle geprofaneer, door de neonazi's van Thüringen met wie we liever niet geassocieerd willen worden? Als Bach het mysterie is maar ook het antwoord, het antwoord in de vorm wellicht van dat mysterie, moeten we deze consequentie voor lief nemen. Bach zit in ons, of we dat nu willen of niet, hij is een allemansvriend. We moeten ons laten meeswingen met de zinnen van Krasznahorkai. Of nee, zinnen... het boek is vormgegeven als één lange zin, als eerbetoon zou je kunnen zeggen aan Joyce en operazangeres Molly in Ulysses, maar zeker ook aan Bach. De zin is het symbool van heiligheid in het proza, en als je de punten vervangt door komma's doe je aan profanatie.

De meanderende taal van Ferscht symboliseert de stroom waarin we meegaan, met Bach, altijd, met alle helden en schurken die we onderweg tegenkomen. De plot is nogal barok, je zou kunnen zeggen te barok, maar het kenmerk van barok is dat het altijd teveel is, ze sleept ons mee naar het punt waarop ze ons niet meer raakt, maar waar we niet meer kunnen stoppen. Zo gezegd is het bijna weer jammer dat Krasznahorkai die prijs heeft gekregen, het wordt tijd dat we hem wat profaneren.

Op mijn manier doe ik dat door direct op te schrijven wat me invalt, zonder me te bekommeren om kwaliteit. Ik kijk het boek niet meer in om gegevens te checken, laat me leiden door associaties. Alles draait er om leegte en stilte. Bach symboliseerde die met zijn krankzinnige werkethos. Nooit een minuut ongebruikt laten, was zijn devies. Daarom dendert hij maar door, en horen we toch de leegte erin, onze leegte.

Werden Bach en Händel blind door dezelfde kwakzalver? | NPO Klassiek

 

zondag 30 november 2025

De vrijwillige brandweer blaast

Er stonden maar een paar mensen voor het podium, zelfs toen de dirigent zijn armen hief en wachtte tot de musici er klaar voor waren. Het kerstlied zette in. Van een afstand leken de musici van het Leger des Heils, maar van dichterbij zag je het vignet van de vrijwillige brandweer. Toen het lied uit was, klonk er even geen applausje, en toen klapten wij maar zachtjes. En zowaar, de andere tien toeschouwers voegden zich bij ons.

Ik dacht terug aan de volle bus, op weg naar die Duitse kerstmarkt. Op een muur zag ik een afbeelding van een Romeinse soldaat die met zijn lans een haan doorboorde. Maar die haan had een opvallende staart. Een paar meter verder zag ik het hele gebouwtje, het was dus de brandweer. Die staart moest blijkbaar de brand voorstellen, en de brandweerlieden waren de Romeinse soldaten die het brandbeest doodden. En de stilte na het kerstlied was een gedoofde of gedode brand.

We associëren muziek graag met vuur. Er moet met vuur worden gespeeld, het vuurtje in onze ziel moet worden aangewakkerd. Brandend van verlangen bereiden we ons in de Advent voor op de geboorte van Jezus, het licht in de nacht. Het vuur aan de hemel is de ster die de wijzen wijst naar het kindje en het wordt tijd voor de cadeautjes. Maar als de vrijwillige brandweer speelt, hoor ik geen vuur. Het vuur is achter onze rug, bij de Buden met worst en bier. Daar kun je de klarinetten van de brandweer nauwelijks horen, het is weer echt muziek van een afstand.

Het lijkt er soms op dat ik door een allegorie wandel. De beelden willen me iets vertellen, maar wat ze me vertellen begrijp ik niet omdat het meer iets van de orde van muziek is, en bij muziek bevind ik me op afstand. Het raakt me niet direct. Daar ligt ook weer een kans in, een kans die speciaal voor mij bestemd is. Op de radio was Harry Sacksioni, bekend als gitarist maar ook componist. Een van de geheimen die hij onthulde is dat je niet te gauw moet denken dat een idee waardeloos is. Overal zit een kans in, die je moet uitproberen. Dan blijk er ineens toch muziek in die idee te schuilen. Al schrijvend kom je erachter.

Wat ik dan meestal doe, niet als componist maar als schrijver, is dat ik al die adviezen opvat als coaching. Ik verbind al die lessen van al die coaches met elkaar, tot het een wirwar wordt. Daar kan dan ineens een beeld uit opduiken. Bij de coaching van Sacksioni denk ik terug aan een andere coaching, die meen ik van zwemcoach Jacco Verharen komt, maar het kan ook van Freek de Jonge zijn geweest. Hoe dan ook, die coaching zegt dat je moet werken met alle vier elementen, behalve met vuur ook met aarde, lucht en water. Uit die elementen ontstaat een mengseltje dat goed kan werken. Daar ligt een kans in, denk ik dus, en die moet je uitproberen.

Laat ik die coachingsidee eens loslaten op ons kerstmarktorkest van de vrijwillige brandweer, op die allegorie waar we doorheen wandelden. De vrijwillige brandweer moet altijd klaarstaan, er kan altijd brand uitbreken. Ze mogen zich nooit verliezen in hun activiteiten. Daarom zaten ze niet aan de worst en het bier. Ze speelden hun kerstliedjes ook om de ordelijke samenwerking te trainen, ze waren de aarde die onze grond is. Ze bliezen lucht in hun klarinetten, ze waren lucht voor de kerstmarktbezoekers, de meesten liepen er achteloos aan voorbij. Het geheel werd af en toe afgeblust met hemelwater, de motregen die zijn zegen gaf aan de stalletjes.

Een allegorie laat zich niet interpreteren, en zelfs als je die opvat als coaching gaat het niet om instructies die je kunt uitleggen. Je moet het denk ik meer zien zoals Hölderlin naar de Griekse filosoof Empedocles keek, in zijn beroemde toneelstuk over hem (zie ook deze blog). Empedocles zag het heelal als samenstelling van vier elementen, en naar verluidt wilde hij de afstand tot die elementen overbruggen door zich in de vulkaan te storten. Maar wij hoeven dat niet te doen. Wij hebben de allegorie, het theater. Je kunt je laten meeslepen door een voorstelling waarin je helemaal opgaat. Je kunt ook langs de vrijwillige brandweer lopen, je bewegen in de allegorie. We zijn al verenigd met de vier elementen, wellicht.

 Konzert des Musikzuges der Freiwilligen Feuerwehr der Stadt Kleve –  Musikzug Freiwillige Feuerwehr Kleve

zondag 16 november 2025

Düsseldorf ademt - Wandelen met Schumann, Heine en Kafka

Je zou muziek van een afstand als een speciaal soort kunst kunnen beschouwen. Waar we er bij muziek toch vanuit gaan dat ze ons moet kunnen raken, zou die kunst er dan in zijn gelegen dat we haar op afstand houden. We moeten weerstand in ons ontwikkelen om dat te kunnen doen, of gebruik maken van onze aangeboren weerstand. Daar zit dan wel een paradox in, een paradox die per definitie in elke weerstand ligt. Om effectief weerstand tegen iets te bieden moeten we de nabijheid ervan opzoeken. Inderdaad, keep your ennemies closer, met Al Pacino.

Met mijn aangeboren en geërfde amuzikaliteit volstaat het voor mij denk ik om terug te kijken naar mijn ervaringen. Zo liep ik vorige week een paar dagen door Düsseldorf. Daar zingt de Rijn, mede dankzij Schumanns Derde. Het werd tijd om dat beroemde huis eens op te zoeken waar hij zijn dingen schreef. Maar helaas, de deur was dicht. Ik appte een foto van het huis naar mijn neef Peter (werkzaam als pianoleraar te Duisburg), die meteen terugappte dat hij dat huis natuurlijk kende, en ook voor die dichte deur had gestaan. Aan de overkant is het Heine-museum, en medewerkers hielpen hem toen om alsnog bij de Schumanns binnen te komen. Zo niet mij. Er zaten bij Heine twee mannen achter de tafel, die het inderdaad heel vreemd vonden dat het Schumannhuis dicht was, maar ze konden me niet helpen.

Met mijn semiotische afwijking, zeker ook dankzij die afwijking wellicht, beschikte ik nu wel over een flink aantal sporen om mijn verkenning te vervolgen. Eerst dacht ik aan de twee Gehilfe in Das Schloß van Kafka. Ze lijken de hoofdpersoon steeds lastig te vallen als ze bij hem opduiken. Maar ze zijn hoe dan ook vertegenwoordigers van het slot, een soort opzichters die K. in verbinding kunnen brengen met het kasteel. Ik dacht ook aan het beroemde verhaal Voor de wet, waar een man van het land naar binnen wil, maar door een bewaker wordt tegengehouden. Daar is de deur open, net als het Schumannhuis waar ik voor stond tijdens de openingstijden, maar niet naar binnen kon. Misschien moest ik mijn ervaring op een of andere manier zien als mijn verbinding met Schumann en de muziek.

Een tweede aanwijzing was wellicht het tijdstip waarop ik mijn foto maakte. Het was toevallig 11:11 uur, zag ik op mijn mobiel. Ik weet toevallig dat Schumann tijdens zijn depressies een zelfmoordpoging deed door zich in de Rijn te storten. Het was toen carnaval. Mijn aanwijzing werd nog versterkt toen ik een paar huizen verder het kleine marionettenmuseum zag. Schumann is niet los te denken van carnaval. Zijn pianocompositie met die titel dateert van vele jaren voor zijn verhuizing naar Düsseldorf. De stukken ademen al de bipolariteit van zijn stoornis. Ook zit er een geheimzinnig stukje tussen met de titel Sphinxes, met drie groepjes van zeer lange noten, die je (vermoed ik) niet speelt, of die je speelt door de toetsen niet in te drukken.

Met dat sfinxmotief komen we weer terug bij Heinrich Heine (1797-1856), die in Düsseldorf geboren is, en waarvan het museum zich dus tegenover het Schumannhuis bevindt. Zeer bekend is zijn gedicht Die Loreley, met de openingsregels

Ich weiß nicht, was soll es bedeuten,

Das ich so traurig bin,

Ein Märchen aus uralten Zeiten,

Das kommt mir nicht aus dem Sinn.

We weten waarschijnlijk wel dat Loreley een mooie blonde vrouw of zeemeermin is die schippers met haar gezang afleidde zodat ze in de golven verdwenen. Extra belangrijk dus, denk ik dan, om die muziek op afstand te houden. Misschien deed Heine dat door er zijn gedicht over te schrijven. Die eerste regel alleen al, met die anakoloet (een grammaticaal foute of rare constructie die je als stijlfiguur kunt inzetten). 'Ik weet niet, wat heeft het te betekenen...' Dat kan erop wijzen dat Heine zijn muzikale stroom onderbreekt om meteen al weerstand te bieden tegen het gezang. En meteen ook maar tegen de betekenis, of de hoogmoed dat we alles maar kunnen verklaren. 'Ik weet niet ...' En precies dat niet weten, zijn bedroefdheid, beschermt hem tegen de roes, de verleiding, hij denkt aan Loreley als een sprookje, en is daardoor meteen ook een gewaarschuwd mens.

Heine kwam graag terug naar Düsseldorf als hij ergens anders was. Maar dan bij voorkeur naar zijn geboortehuis, dat nog bestaat en aan de andere kant van het centrum ligt. Nu is er een erg mooie boekhandel in gevestigd, met natuurlijk boeken van Heine, en goede afdelingen poëzie en filosofie. Op de hoek zag ik een groepje toeristen die de weg vroegen aan een local, die hen naar die boekhandel leidde. Zo makkelijk is het dus ook niet te vinden. Of misschien moeten we die local wel zien als een verleider die je zogenaamd naar een toeristische attractie brengt, maar in werkelijkheid naar een boekhandel waar je weer wordt blootgesteld aan het weten, het oneindige weten dat even dodelijk is als de Rijn.

Ik overleefde mijn bezoekje aan de boekhandel, misschien doordat ik er een bescheiden boek kocht, over Kafka (Sonja Dierks, Marcus Steinweg, Kafka, Berlin, Matthes & Seitz 2024). Ik was getriggerd door de persoonsbeschrijving van Sonja Dierks, die behalve filosofie en literatuurwetenschap ook muziekwetenschap heeft gestudeerd. Zou ik dan nu eindelijk mijn mysterie kunnen oplossen, over muziek van een afstand, met hulp van Kafka en mijn medelezers? Een tijd geleden heb ik me over deze kwestie gebogen met een van mijn blogs over Kafka en Agamben (zie hier), en het minste wat je ervan kunt zeggen is dat hier in potentie een belangrijk geneesmiddel ligt voor het verval van onze cultuur en onze politiek van tegenwoordig (zo!).

Sonja Dierks is gefascineerd door Kafka's verhaal Het zwijgen der Sirenen. Dat kon je verwachten, het gaat over verleidelijk gezang, de mythe die we kennen uit de Odyssee. Odysseus kent die mythe al, en wil die Sirenen ongeschonden passeren. Daartoe verzint hij zijn list: zijn makkers moeten hem vastbinden aan de mast, en hun oren dichtstoppen met was. Bij Kafka loopt het anders, want de verteller zegt dat de Sirenen niet hebben gezongen maar gezwegen. Zo moet ik uiteraard weer terugdenken aan die sfinxen uit Carnaval van Schumann. Zwijgen ze of zingen ze? Dat is daar onbeslist. Hoe dan ook, bij Kafka zwijgen de Sirenen, en dat maakt het nog verleidelijker. Odysseus moet dus een andere list verzinnen. Want het verhaal gaat volgens Dierks wel over weerstand.

Allereerst al die titel. Die heeft Kafka niet zelf aan zijn verhaal gegeven, maar is er door zijn vriend Max Brod aan gegeven. Van hem weten we niet of hij betrouwbaar is, hij gehoorzaamde Kafka niet toen die hem vroeg al zijn manuscripten te verbranden. Maar, denk ik dan weer, Odysseus vroeg zijn makkers toch ook om hem niet te gehoorzamen als hij aan die mast zou smeken hem los te maken. Met andere woorden, door er geen titel aan te geven en doordat het verhaal niet werd uitgegeven zouden we het analoog met dat verhaal zelf kunnen zien als extra verleidelijk. Het verhaal als sfinx.

Dierks volgt nog een andere suggestie van de verteller. Die oppert dat Odysseus wel doorhad dat de sirenen zwegen. Zijn weerstand zou erin bestaan dat hij door zich te laten vastbinden het spel met de sirenen meespeelde. Hij hield met zijn spel de goden en de sirenen een schild voor (om wie te beschermen dan, zou je je hierbij nog kunnen afvragen...). Toch moeten we de list van Odysseus niet zien als een oplossing, zegt Dierks. Kafka verandert de mythe in een pantomime, waarin alleen maar iets wordt nagebootst, zonder iets te betekenen. Na het verhaal over Jozefine en de muizen (wel gepubliceerd), de muis die ophoudt met zingen en wegkwijnt, volgt het ongepubliceerde verhaal over de sirenen waarin niet wordt gekozen tussen vrijheid en onvrijheid. De list van Odysseus is een uitweg uit de tegenstelling vrijheid en onvrijheid, Odysseus en Kafka blijven gebonden aan de verleidelijke mythe, maar bedenken ook een vorm van weerstand.

Dierks zet verderop nog een stap. Zijn we werkelijk gebonden aan de mythe, is dat een deel van het verhaal dat Kafka aan de hand van Odysseus en de sirenen wil vertellen? Wat Odysseus hoort, in het verhaal van Kafka, is niet de mythe, maar eerder het zwijgen, ook het zwijgen van de mythe. De mythe is uitgezongen, uitgeademd. De mythe wordt nu met zijn zwijgen een Ereignis, een gebeurtenis, die nooit ophoudt en wellicht ook nooit is begonnen. De gebeurtenis bestaat erin dat de oorsprong, inclusief zijn afstand tot zichzelf, op afstand wordt gehouden:

'De verlokking van de oorsprong en zijn verleidelijke terugkeer is in differentie met zichzelf getreden; de ruimte die door Odysseus wordt doorkruist, doorkruist deze alleen maar als herhaling van deze afstand.' (p. 144)

Dierks is nogal enthousiast over de semiotiek. Overal liggen betekenissen in geborgen, als een soort instrumentenkistje dat je altijd tevoorschijn kunt halen en kunt loslaten op van alles. Daarmee voel ik me verwant, zoals je hebt kunnen merken als ik vertel hoe ik door Düsseldorf loop. We moeten voortdurend terugdenken aan Roland Barthes, die met zijn technische analyses weerstand probeerde te bieden tegen de verleidelijke mythes (zie ook mijn Tour-de-France-stukjes uit 2015). In het tweede deel van het Kafka-boekje gaat Dierks helemaal los, ze laat haar schrijfpartner Marcus Steinweg achter zich en analyseert Kafka zowat stuk.

Heeft dat nog iets met muziek te maken, kunnen we het zien als een manier om het gezang, inclusief dat van de sirenen en Loreley, dichtbij te houden? Ja, zegt Dierks. We kunnen iets stuk analyseren, maar er blijft altijd een restant over, iets wat zich niet laat analyseren, en het gaat om dat restant. Kafka zag zichzelf als amuzikaal, maar misschien moeten we zijn verhalen toch lezen als een speciaal soort muziek:

'Het uittrekselachtige en verdichte van een droom misschien, een serieus gemeende donquichotterie, die niet door de verteller werd gedroomd, maar door de figuur, dat naamloze ik, dat vroeger ooit Sancho Pansa heette, en dat zijn blik voor precies die dingen gescherpt heeft, die als raadselachtig in zijn omgeving opduiken en weer verdwijnen. Dat dit ook muziek kan zijn voor iemand, die zichzelf weliswaar als amuzikaal beschouwt, maar daarmee niet gezegd heeft dat hij het ook is - is dat niet bijna het tegendeel van raadselachtig?' (p.245)

Zo koester ik ook Heine het liefst, als een figuur die ergens raadselachtig opduikt en verdwijnt. In die boekhandel, dat museum met die mannen die me niet kunnen helpen. En, ik weet niet wat het te betekenen heeft, dat monument waarlangs ik verschillende keren met Inez liep, aan de zuidkant van het centrum, waar Heine in stukken uiteenligt, in een parkje langs het voortrazende verkeer. Muziek of geen muziek, ik loop graag door die stad. Het liefst wacht ik voor de vele stoplichten zoals de meeste Duitsers ook nog steeds doen, ik kijk naar de mensen aan de overkant. Het verkeer ademt in, en als we oversteken ademt het weer uit.

 Auf den Spuren von Heinrich Heine - Landeshauptstadt Düsseldorf

  

 

 

 

 

 

 

zondag 24 augustus 2025

Mijn orgelpunt - Wittgenstein over muziek

Om goed muziek te kunnen spelen of beluisteren moet je niet te veel nadenken. Daarom kan het heel goed zijn dat mijn afstandelijke verhouding tot muziek iets te maken heeft met mijn vertrouwdheid met filosofie. Dat zou meteen ook verklaren wat ik hier aan het doen ben, minstens gedeeltelijk. Het lijkt of ik me als wetenschapper opstel, door een bepaald fenomeen onder de loep te nemen, 'muziek van een afstand'. Maar in werkelijkheid is het gecompliceerder. Ik heb geleidelijk ontdekt dat ik niet veel heb met wetenschap. Het gaat me meer om filosofie.

Haast automatisch kom ik dan uit bij filosofen die over muziek nadachten. Een verrassende naam in dit verband is Wittgenstein. Hij is bekend van zijn gedachten over taal, minder van muziek. Nu heeft een Duitse componist (Walter Zimmermann) een boek samengesteld met opmerkingen van Wittgenstein over muziek, en die netjes per onderwerp bij elkaar gezet. Zo is er toch ineens een boek van Wittgenstein over muziek. Mijn ambitie: met behulp van Wittgenstein een stap verder komen in mijn denkproces dat zich hier in deze blogs voltrekt.

Als ik zo uit mijn hoofd de inzet van Wittgenstein met zijn filosofie zou moeten benoemen is dat het opruimen van de taal, zodat we met de taal beter kunnen leven. We worden met name gehinderd door allerlei misverstanden als we met elkaar praten. Als we die ophelderen, wordt de taal transparant en kunnen we die gebruiken. Filosofie moeten we hier opvatten in de zin van logica, maar uiteindelijk meer nog als ethiek. Het gaat niet om de taal, het gaat erom dat we een goed leven leiden, uit het leven halen wat erin zit.

In deze blog wil ik - zoals eigenlijk altijd in mijn blogs - een bepaald punt benoemen waarvan ik het idee heb dat het belangrijk is, voor mezelf maar misschien ook voor jou. Dat is hier die idee van het misverstand. Als je de taal als een kamer ziet, waar je alle rommel wil opruimen, dan lijken de misverstanden die rommel, iets puur negatiefs. Maar je zou evengoed kunnen denken dat je die rommel nodig hebt om je kamer te kunnen opruimen. Zonder rommel geen opruimen. Dan staan die misverstanden ineens centraal. Je zou misschien kunnen zeggen dat we om goed te kunnen leven gebruik moeten maken van de misverstanden. Dat is ook wat Wittgenstein volgens mij doet. Hij gaat op zoek naar misverstanden, om ze te kunnen opruimen.

Ik kwam op dit idee omdat ik in het boek van Wittgenstein het volgende las:

'Kun je iemand bevelen om een zin te begrijpen? Waarom is het onzin om te zeggen: 'Begrijp dat!'? Maar wanneer iemand me zegt: 'Begrijp deze Griekse zin!', kan ik het bevel wel opvolgen, doordat ik Grieks leer, + de zin dan begrijp. Is dat het waarom men me 'begrijp dit!' zegt - omdat je dit niet zonder meer kunt uitvoeren? Maar toch kun je iemand, die nooit fluit heeft leren spelen, bevelen: 'Blaas dit stuk!' Is het niet hierom, dat 'Begrijpen' geen activiteit is?  ('Breng pijn bij je teweeg!' - niet: 'Heb pijn!')'  (Wittgenstein, Betrachtungen zur Musik, p. 56)

Deze zin vat ik bijna persoonlijk op, omdat ik mezelf op een bepaald moment, in mijn jeugd, ben gaan zien als gehandicapt. Ik was niet in staat om tot muziek een intieme, directe relatie te hebben, alleen een verstandelijke. Mijn leraren zeiden soms dat ik wel de noten speelde, maar niet de muziek. Misschien was er een misverstand in het spel. Ik vatte hun opmerking op als een stand van zaken, ik was niet in staat om muziek te begrijpen, of als een bevel: begrijp deze muziek! Misschien heb ik iets te snel de conclusie getrokken dat ik niet in staat was tot het begrijpen van muziek.

Wittgenstein zou ik langs deze weg kunnen inzetten als een therapeut, iemand die me het zelfrespect teruggeeft dat ik lang geleden ben kwijtgeraakt. Ik moet de taal rondom mijn muzieklessen nog eens rustig overdenken, en kan mijn verhouding tot muziek dan anders benoemen, positiever.

Toch bevredigt deze benadering me niet helemaal. Ik weet niet goed of ik wel zo'n opgeruimd leven wil hebben, waarin alle misverstanden zijn opgehelderd. Zoals gezegd, het lijkt er soms op dat misverstanden niet alleen maar negatief zijn, maar een soort voorwerpen waarvan je kunt houden. Bijvoorbeeld omdat ze grappig zijn, of omdat je het fijn vindt om een bepaalde activiteit te doen, in dit geval opruimen. En als Wittgenstein zegt dat begrijpen geen activiteit ('Tätigkeit') is, dan zou ook na het begrijpen weer de vraag kunnen opkomen wat je eigenlijk wil doen. Je kamer opruimen bijvoorbeeld, of een blog schrijven.

Therapeuten hebben soms de neiging om je voor van alles te waarschuwen. Dat beluister ik ook in de volgende opmerking van Wittgenstein:

'Dat zijn de gevaarlijke betekenisverschuivingen 'ik hoor de muziek', 'ik hoor de piano', 'ik hoor hem pianospelen'. (p.57)

Ja, de betekenis verschuift, dat zie ik ook wel. Maar waarom 'gevaarlijk'? Waarom niet gewoon 'leuk', 'interessant'? Omdat Wittgenstein een serieus muzikaal leven wil leiden, met volledige toewijding. Misschien heb ik dat doel niet, ben ik iets minder serieus.

Dat sluit niet uit dat ik op mijn manier Wittgenstein kan gebruiken. Mijn manier heeft te maken met nieuwsgierigheid en plichtsbesef, twee dingen waar ik goed in ben. Maar ik zou graag plezier beleven aan de dingen die ik meemaak, en denk eigenlijk dat ik dat plezier ook wel ervaar. Om me dat vervolgens eigen te maken zou ik eens Wittgenstein minder plichtmatig kunnen lezen, gewoon stukjes hier en daar.

Zimmermann was me al erg behulpzaam, bij nader inzien, hij heeft gewoon stukjes van Wittgenstein over muziek bij elkaar gezet.

Een ander idee, dat ik bij Wittgenstein vandaan haal: mijn plezier was bij het lezen al een 'orgelpunt', iets dat de hele tijd bij mijn lezen en mijn denkproces zat. Een orgelpunt is een langgerekte, lage toon, vaak dicht voor het eind van een stuk, in een orgelstuk gespeeld met het pedaal, of per analogie door andere instrumenten. Plezier is niet mijn doel, het was er al en droeg mijn hele leven al mijn muziek en mijn filosofie.

Wat voor schoenen draag je tijdens het orgelspelen? - Orgel schoenen 

 

 

 

vrijdag 15 augustus 2025

Mijn ondankbaarheid

Er wordt je altijd veel gegeven, maar ontvangen is toch weer iets anders. Ik weet niet zeker of me dat altijd goed gelukt is. Het heeft ook te maken met de dreiging die uitgaat van mannen. Zo had ik op de muziekschool in het begin vaak les met twee meisjes die het moeilijk vonden. De leraar schold hen uit waar ik bij zat en schoof mij naar voren als het goede voorbeeld: 'Kom Anton, laat ons eens horen hoe je dit stuk speelt!'

Al vroeg word je gewaarschuwd voor mannen die je snoepjes aanbieden. Aan de andere kant is er ook verbijsterend veel vertrouwen in mannen die bij de goede kringen horen. Zo mochten mijn vrienden en ik zonder problemen op bezoek bij een man van het kerkbestuur die ons ontving in pyjamabroek. Hij draaide platen, en hield verder zijn handen thuis (of ik moet het wel erg goed verdrongen hebben). Ik mocht ook platen van hem lenen, vooral Strauß en Stolz.

Mijn leraar op de muziekschool was een gevoelige man. Ik kwam er voor electronisch orgel, maar hij voelde al snel aan dat ik meer had met Bach. Een paar jaar later schakelde hij me in als organist bij het kerkkoor dat hij dirigeerde, en bij de nachtmis begeleidde ik een mis van Haydn met een moeilijke orgelpartij, in een stampvolle kerk. Mijn leraar had een moeilijk leven, zijn vrouw was omgekomen bij een ongeluk. Daarna kreeg hij iets met een Brabantse. Ze kwamen bij ons in de straat wonen, hij gaf me zijn zwarte puntschoenen om goed pedaal te spelen en veel muziekboeken. Later verhuisden ze naar Brabant, hij raakte aan de drank en kwam vroegtijdig aan zijn einde.

Dit komt weer boven nu ik de roman van Elif Shafak aan het lezen ben over een jongen met bijzondere talenten uit een arm milieu in het negentiende eeuwse Londen. Echt iets voor Dickens, ik verwacht al dat er iemand in het water zal verdwijnen en er weer uit zal herrijzen (zie ook deze blog). Talent brengt je ergens, maar brengt ook zijn problemen met zich mee. De jongen probeert soms te zwijgen als hem wordt gevraagd zijn kunsten te vertonen, maar daarvoor heeft hij dan weer weinig talent. Zwijgen is niet altijd een optie als er iets in je praat, als iets in je het overneemt.

Dat geldt zeker voor muziek, muziek is bij uitstek iets in je dat het van je overneemt. Het brengt je in vervoering. Dat is niet altijd goed voor je, en ook niet goed voor de muziek. Zo kon ik vroeger al niet van muziek afblijven, ook niet van muziek die te hoog voor mij gegrepen was. Ik speelde het, en verpestte daarmee mijn hele discipline, en raasde dwars door alle afspraken die ik met mijn pianoleraar had gemaakt. 

Dat is zeker ook een belangrijke factor van dat merkwaardige fenomeen 'muziek van een afstand' dat in deze blogserie ter bestudering voorligt. Muziek raakt op afstand doordat je er niet van af kunt blijven, je speelt zonder je druk te maken om discipline, geduld, afspraken. Daarin schuilt ondankbaarheid. Er wordt je veel gegeven, maar je was misschien niet in staat om het te ontvangen. Of zou er niet ook onwil in schuilen? Was mijn ongedisciplineerdheid niet ook een manier om me te verzetten tegen de druk die me werd opgelegd?

Hoe dan ook, nu ik inzie hoe de afstand tot de muziek ook ooit voortkwam uit een innerlijke drang, lukt het me beter om het 'onmuzikale' te zien in de muziek met een goede reputatie. Zo speel ik weer eens de sonates van Beethoven. Inez vindt het maar getimmer, het spreekt haar niet aan (ook niet als ik haar laat horen hoe de fantastische Igor Levit die sonates speelt). En aangezien muziek bedoeld is om de afstand te overbruggen, openbaart de subjectieve ervaring denkelijk iets van die muziek zelf. Als Beethoven overkomt als getimmer, dan is het ook getimmer.

Dan is het dus ook niet per se mijn schuld. Er moet altijd al iets van onschuld hebben gezeten in die kinderen die zich zo ondankbaar betoonden in de muziekles. Het grote merendeel kon niet aan de verwachtingen voldoen. Misschien hebben we iets te gauw de neiging om die vervelende ervaringen te overstemmen met allerlei andere, met aandacht voor de talenten, met aandacht voor de muziek die de slechtere leerlingen wel konden spelen en met aandacht voor didactische methodes die een stuk vriendelijker zijn. 

Onschuld, aantrekkelijke onschuld... Ik wil niet suggereren dat mijn leraren van vroeger eigenlijk pedofiel waren, of sadist. Het waren overwegend aardige, nette mensen, en hun vernederend gedrag paste in de cultuur van die tijd, al mijn leraren op school waren ook zo. Ze waren dus, ook als ze wel pedofiele of sadistische neigingen hadden, of zelfs vooral dan, in staat tot zelfbeheersing, tot cultuur. Dat is wat ze me gaven, en waarvoor ze mijn dank blijven verdienen, ook al weet ik niet of ik die kan geven.

In de roman van Shafak wordt de getalenteerde jongen door zijn gewelddadige vader gebracht naar een drukkerij, waar hij mag werken en in aanraking komt met boeken. Zijn vader is alcoholist en slaat hem, echt een karakter dat past in dat Dickeniaanse Londen. Ik weet nog niet hoe het verdergaat, maar voor de betekenis van cultuur maakt dat misschien niet zo veel uit. Cultuur kan in leven blijven via kwaadaardige mensen, en die mensen in een licht zetten waardoor ze onze dankbaarheid verdienen. En dus minder kwaadaardig worden, in onze ogen.

DESIRING MACHINE

zondag 6 juli 2025

Opus circulatorium

Luisteren is een kunst apart. Ik weet niet of ik die kunst beheers. Andries, de componist die ik in vorige blog aan het werk zag, vertelde me over zijn compositie voor orgel, een tijdje geleden, bij koffie op een terras. In ons zicht stond een vrachtwagen zijn motor lekker hard te laten loeien. Daardoor konden we elkaar niet goed verstaan. Ik maal er niet erg om, ik pas er een mouw aan. Herrie geeft me het gevoel, zei ik, dat we in een grote stad zijn, niet op de Jansplaats in Arnhem. Andries is gevoeliger voor geluid, herrie is gewoon storend.

Voor mij is Andries iemand die contact heeft met muziek. Natuurlijk, hij componeert muziek. Maar ook hij is aangewezen op luisteren. Zijn compositie voor orgel is inmiddels uitgevoerd, door Pieter van Dijk in Alkmaar. Er was publiek en er waren organisten die deelnamen aan een orgelconcours. Ze waren enthousiast over de compositie, vertelt Andries. Maar zelf was hij niet tevreden. Nu hij de compositie hoorde merkte hij wat hij eraan moest aanpassen. Muziek is klank, verbeelde klank, maar zeker ook gehoorde klank. Pas als je het hoort is het muziek, en weet je wat je geschreven hebt. Misschien kun je het ook zo zeggen: pas dan weet je welke verbeelde klank je wil componeren. Ergens tussen de verbeelde en de gehoorde klank bevindt zich de muziek, stel ik me zo voor. Maar dan begin ik alweer erg filosofisch te klinken (excuses alvast).

Het schrijven van een blog als deze is misschien wel vergelijkbaar. Ik schrijf een eind raak, en als het klaar is lees ik het. Ik pas iets aan of schrijf gewoon weer een nieuwe. Het is een magisch proces, er ontstaat iets wat ik vooraf niet heb bedacht. In een andere serie probeerde ik dit proces te vatten onder de titel 'De lezer is secundair' (zie hier). Ik bedacht de formule 'De lezer is de volgende stap van de schrijver'. Die lezer, dat ben ik zelf ook als ik mijn blog lees. Het effect van duizeling treedt op als ik een tijd later mijn blog lees en bewijst dat ik iets anders schreef dan wat ik wilde schrijven. Ik ben veranderd van schrijver in lezer.

Nu vertelde mijn pianoleraar me vroeger hoe belangrijk het is om te luisteren naar jezelf als je speelt. Daar lag wel de sleutel tot verbetering. Ik had er het geduld niet voor. Bij pianospelen valt het luisteren zowat samen met het spelen, dat maakt het extra lastig, zo niet onmogelijk. Het lijkt haast of je vooruitloopt op je spel. Je luistert naar de muze en speelt wat je hoort, je verandert jezelf in een medium.

Toch gebeurt er bij het schrijven ook zoiets. Ik heb het een paar jaar geleden onder woorden zien brengen door Sartre. Hij staat bekend als filosoof van het bewustzijn, maar hij schreef ook een essay over de magie van emoties. Ze staan haaks op het bewustzijn. Als een bepaalde bewuste handeling niet lukt, zegt Sartre, vlucht je in de emoties, waarmee je op denkbeeldige wijze alsnog je succes wil halen. Denk aan de therapeut, die je wil overtuigen van iets, wat niet lukt, en je begint te huilen. Schrijven is eerder iets van het bewustzijn dan van de emoties. Maar toch schrijft Sartre dat de woorden als het ware hun eigen weg gaan bij het schrijven, je volgt de woorden, en wordt daardoor dus die volgende lezer, die dus, zo mogen we concluderen, in feite samenvalt met de schrijver.

Kan ik met deze zelfreflectie het mysterie naderen dat nog steeds geborgen ligt in mijn formule 'muziek van een afstand'? Is het niet gewoon de onmiddellijkheid van de muziek, voor de luisteraar, voor wie de klank samenvalt met de betekenis? Benader je de muziek vanuit het begrijpen of het schrijven, dan zet je de muziek al op afstand, ze bevindt zich als een voorstelling ergens in je hoofd. Toch ben ik niet tevreden met deze uitleg. Bij muziek heb je ook diverse vormen van afstand nodig voor een uitvoering, vooral de componist. Als het klopt wat ik hierboven zei, bevindt muziek zich niet helemaal in de gehoorde klank, maar evenzeer in het beeld van de muziek in het hoofd van de componist. De muziek is onderweg van de voorstelling naar de klank, en van de klank naar de voorstelling.

Twee complicaties zijn geïmproviseerde muziek en het begrip afstand.

Geïmproviseerde muziek is muziek zonder componist en daar lijkt de uitgevoerde klank samen te vallen met de voorstelling ervan. Dat is tot op zekere hoogte waar, maar niet helemaal. We ervaren geïmproviseerde muziek als muziek, en horen al gauw het verschil met de leukerds die op het station maar wat rammen op de piano daar. In ons hoofd zijn allerlei criteria in het spel, en je hoeft niet veel van geïmproviseerde muziek te weten om te begrijpen hoe allerlei schema's, patronen en vormen daar de samenhang van de klanken moeten garanderen. Je improviseert bijvoorbeeld over een thema, en dat zet je eerst neer, daarna is jouw muziek de herneming van dat thema in een variatie. Zo plooit dat thema zich uit over twee verschillende momenten, bijeengehouden door de voorstelling in je hoofd. Ook hier beweegt de muziek zich tussen klank en voorstelling.

Over het begrip afstand twijfel ik. Als de muziek steeds in beweging is tussen klank en voorstelling, is er wel afstand, tussen plan, klank en beoogde klank, met een soort feedbackproces ertussen. Maar de muziek zelf is wat zich hiertussen bevindt, steeds op weg tussen het een en ander. Er is wel afstand, maar de muziek zelf is niet op afstand, ze valt samen met zichzelf. De echte afstand, de afstand die ik bedoel met mijn formule 'muziek van een afstand', heeft te maken met mijn positie, die ik op het spoor kwam doordat muziekleraren tegen me zeiden dat ik wel de noten speelde, maar niet de muziek. In tweede instantie vroeg ik me af wat het dan wel was wat ik speelde, en dat is voor mij nog steeds een mysterie. Het is iets, die muziek van een afstand, maar misschien is het dus geen afstand. Het is een mysterie, een fenomeen dat iets met muziek te maken heeft, maar geen muziek is. Het is afstandelijke muziek, maar misschien valt die ook wel met zichzelf samen.

Het leek of ik gisteren met Andries de kans had om mijn mysterieuze fenomeen dichter te naderen. We aten friet en dronken bier. Ik had de kans om met iemand te praten die voor mij de pure muziek vertegenwoordigt, maar die van zijn kant ook steeds een afstand overbrugt, en wel van de muziek naar de friet en het bier. Daarover ging mijn vorige blog. Het is de toewijding waardoor een beroepsmusicus in staat is de afstand te overbruggen tussen de muziek en de luisteraar. Hij is zelfs bereid interviews te geven en malle vragen te beantwoorden, alles ten dienste van de muziek.

Ergens in ons gesprek kwam de tegenstelling tussen massief en vloeiend op. Als ik mijn blogs publiceer, naar mijn vrienden stuur en op LinkedIn zet, komen ze nogal massief over, zegt Andries. Een andere reactie van vrienden lijkt daarmee in strijd te zijn. Ze willen dat ik van mijn blogs een boek maak dat ik laat uitgeven. Misschien zijn beide reacties niet met elkaar in strijd, misschien is het verlangen naar de massieve vorm wel uitgelokt door mijn massieve vorm van presenteren.

Hoe dan ook, ik heb nu reacties van vrienden, ik zie nu, net als Andries met zijn orgelcompositie, hoe mijn blogs 'klinken', hun massiviteit. Er komt nu een nieuw mysterie in zicht, of misschien is het mysterie van de afstand nu wel omgevormd in nieuwe termen, massief versus vloeiend, statisch versus beweging. Ik zie zelf graag de vloeiende beweging in mijn schrijven, en wil die beweging graag vasthouden.

Bij filosoof Agamben vond ik een notitie die me aansprak:

'Het alchemistische opus als opus circulatorium. De steen is zowel de beginmaterie, de prima materia, als het eind van het werk. De tekst als begin en als eind. Fac fixum volatile et rursus volatile fixum (maak het vaste vluchtig en het vluchtige weer vast). Topologie van het onwerkelijke. Van een lichaam naar het onlichamelijke en dit weer opnieuw oplossen.' (Quaderni, p.21)

Er is dus wel degelijk afstand in het spel, een topologie. Maar deze zet je in voor de arbeid zoals die van de oude alchemisten, die goud uit andere metalen probeerden te maken. Het gaat hier, zegt Agamben in een apart boekje (zie hier) om een moreel proces, waar zeker toewijding in het spel is. Het gaat wel om een eindproduct (goud, tekst, orgelcompositie), maar dit moet door de lezer of uitvoerder weer worden vervluchtigd.

Wat platter gezegd: niet alleen friet, ook bier. En dat vervluchtigen tot een gesprek.

Bestand:Sint Jansbeek.jpg - Wikipedia 

 

 


zaterdag 21 juni 2025

Musis sacer - Andries van Rossem op de Dag van de componist

Als ik aan het station denk, denk ik aan friet. En al helemaal in Arnhem. Lange tijd lag dit station overhoop, na vele vele jaren rees het nieuwe station van Ben van Berkel als de feniks uit de as. Er staat in de veelwelvige hal een beeld van die feniks, het is zeker in Arnhem het symbool van de herrijzenis zoals Pegasus op het Airborneplein de bommenwerpers symboliseert. Voor die verrijzenis komt zoals bekend de dood, het puin, de arbeid. Ik ging er elke week friet eten en naast de (andere) oude mannen staan kijken bij de bouw. Ooit bedacht ik dat - stel dat - als ze Arnhem nog eens bombarderen, voor mij het station wel gespaard moet blijven. Dan kun je nog weg, of aankomen. En daarnaast ook de grote bibliotheek met andere ruimtes bestemd voor cultuur, de Rozet.

In die Rozet zit ik nu te tikken. Het is de langste dag van het jaar, en misschien daarom ook de Dag van de componist. Dat is een landelijke serie evenementen in vele steden van Nederland. Maar Inez en ik hebben een band met Arnhem, met de componist van Arnhem, Andries van Rossem. Hij speelt een belangrijke rol in het muziekscheppend gebeuren van onze stad. Arnhem is mede onze stad vanwege Andries. Zojuist waren we bij het concert in de stationshal, met composities van Andries en andere componisten. Andries organiseerde dat concert, andere composities waren onder andere van collega's die ooit bij hem studeerden aan het conservatorium hier ter plaatse.

Daarna ging ik friet halen in het centrum, vlak bij de plaats waar Andries met zijn vrouw Henriette woont. Met mijn kleine friet samoerai liep ik richting Eusebiuskerk, waar exact om 13 uur het carillon een melodie speelde die door Andries was gecomponeerd. De hele week klinkt Andries over zijn stad, onze stad, mede vanwege dat carillon en vanwege Andries. En nu zit ik dan in de bibliotheek, de Rozet, met die enorm lange houten trap over de hele lengte van het gebouw. Bij binnenkomst oefende een koor op een compositie die hier zometeen wordt uitgevoerd. Het koor trad zojuist ook al op in het stationsconcert, met een 'Lied van Arnhem', met zoals je kon verwachten herinneringen erin verwerkt aan de oorlog.

Er gaan hier zometeen flash mobs plaatsvinden, alles al netjes aangekondigd op internet en in de folder. In die folder lees ik ook dat composities worden uitgevoerd in een rijdende trein, en in de middag ook in ons eigen concertgebouw, Musis Sacrum. De dag is nog lang niet voorbij, de dag van de componist valt samen met de zomerzonnewende en heeft daardoor vanzelf een rituele lading. Mensen staan om de muziek heen zoals de stenen van Stonehenge om de heilige plaats. De tropische zon doet uitbundig zijn werk, en die rituele lading versterkt bewust of onbewust de ervaring van wedergeboorte.

Tijd voor een gedachte. Niet dat de mythes van feniks en Pegasus geen gedachten bevatten, of de muziek die vandaag klinkt. Maar deze blog is geen verslag, vergis je niet. Het is toch een poging om te denken in afstand tot de muziek. (In de verte hoor ik een saxofoon of klarinet, de muziek is al begonnen, maar ik zit hier op afstand, op de eerste verdieping bij de computers.)

Welnu, het kan zijn dat die friet toch iets heeft te maken met mijn thema. In de stationshal werd de muziek uitgevoerd tegenover de Burger King. Daar waren de beste zitplaatsen, en we kwamen daar terecht nadat we eerder precies op de plaats waren gaan zitten die voor het saxofoonkwartet was bestemd. Mijn gedachte houdt in dat er een omgekeerd contrast werkzaam is. In de tijd van het anarchisme, denk aan Amsterdam jaren zestig, denk aan Louis Andriessen, werd de concertzaal opengebroken. Muziek en orkest mochten niet meer in zelfbeslotenheid verkeren, de straat, de opengebroken straat van de opstanden, moest doordringen in het Concertgebouw.

Nu zaten we dan als het ware op straat, in het station, met alle herrie van dien. En daar stonden tegenover de friet ensembles modern klassieke muziek uit te voeren. (Ik hoor nu applaus in de verte.) De muziek was wel aangepast, geen brave muziekjes van Mozart, maar jazzy groovy dynamische stukken, en een groot ensemble met flink slagwerk dat rake klappen uitdeelde. Aangepast, maar hoe dan ook modern klassieke muziek. Het is alsof de beweging van de jaren zestig tegelijk wordt voortgezet maar nu ook omgekeerd. De straat wordt voorzien van muziek die niet van de straat is, bedacht en uitgevoerd met veel oefening en toewijding. Waarin de traditie van de divertimento's wordt voortgezet met mogelijk eenzelfde effect als in de tijd van Mozart. De revolutie hing in de lucht, een wereld ging ten onder, maar de muziek bleef doorleven, zich vernieuwend.

Ik houd niet erg van muzikaal spektakel, en al helemaal niet als het opvoedend bedoeld is, met toelichting ter plaatse. Ik weet van Andries dat hij er evenmin van houdt. Toch deed hij netjes zijn werk. In de stationshal moest hij voorafgaand aan het concert vragen beantwoorden van een interviewster. Daaruit blijkt volgens mij dat musici niet alleen toegewijd zijn aan de muzen, musis sacri. Ze zijn ook toegewijd aan het publiek, ook het publiek dat rondholt, met friet in de hand staat en rare vragen stelt waarop de componist moet antwoorden. Ze zijn tot op zekere hoogte homo sacer, vogelvrij, de samenleving kan met hen doen wat ze wil, betalen of niet betalen, bezuinigen, opdrachten geven, negeren, de media op hen loslaten of juist niet.

Dat ik hier zit, achter de computer, heeft zeker ook te maken met schaamte, het is haast onverdraaglijk, die flash mobs en die halfgoede bedoelingen. Nog meer emoties spelen mee, afgunst bijvoorbeeld, ik wilde ooit componist worden en Andries heeft mijn droom gerealiseerd. Verwondering ook, lang geleden oefende een bevriende pianostudent met twee medestudenten een stuk dat ik had geschreven voor zeshandig piano. Toen het in Nijmegen werd uitgevoerd liep ik - dommerik - in Utrecht de halve marathon. Mijn beweging naar de muziek toen was misschien, bij nader inzien, ten diepste, een beweging van de muziek weg. Maar wel weer zo dat ik de muziek in de buurt houd. Ik moet er nog wel bij kunnen tikken namelijk.

Ik fantaseer dat de samenleving enorm begaan is met de scheppende kunst. Maar onbewust, op afstand. Door er een spektakel van te maken en door de kunst te negeren verbergt de samenleving haar eigen liefde voor de kunst.

'Andries, wat is volgens jou de functie van klassieke muziek voor de samenleving?'  'Vrije expressie, de componist moet zich vrij kunnen uitdrukken en daarvoor moeten we strijden.' 'En Andries, moet de Dag van de componist net zo populair worden als het songfestival?' (Het antwoord van Andries is onverstaanbaar, de microfoons zijn te zwak, de stationsherrie neemt het over.)

Andries van Rossem, in wit shirt



  

De Bachroman van Krasznahorkai

Bach is een allemansvriend. Je kan van hem houden als je protestants gelovige bent, maar dat hoeft niet. De Nobelprijswinnende Hongaarse sch...